EENHEID IN GELOOF IN OUDE EN NIEUWE TESTAMENT

04-06-2013 09:10

DE EENHEID VAN HET OUDE EN NIEUWE TESTAMENT IN GELOOF

 

Wat is de bedoeling van dit verhaal? In deze lezing wil ik laten zien dat we in het Oude en Nieuwe Testament met hetzelfde geloof te maken hebben. Wezenlijk werd door de Oudtestamentische gelovige hetzelfde geloofd als door de Nieuwtestamentische gelovige. Daarin is erwat het geloof betreft geen tegenstelling Ik geef daarvan in het vervolg 2 voorbeelden.

 

Inleiding

 

Jezus Christus is onze hoogste Leraar. Hij is de eniggeboren Zoon die aan de boezem van de Vader zit. Hij is het die ons de Vader leert kennen. Beter en dieper dan ooit iemand anders. Christus is God die mens geworden is. Wanneer iemand weet wat de inhoud van het Woord van God is dan is Hij het! Dat is een belangrijk en onmisbaar uitgangspunt tegenover de vrijzinnige manier van Bijbellezen. Het is een onmisbaar uitgangspunt voor het verstaan van de Schrift en daarom ook voor de prediking.

Christus leert ons juist om ook de oudere Bijbelgedeelten vanuit het geheel, vanuit de vervulling te lezen. Ik formuleer met opzet zo. We moeten daarbij  bedenken dat ook binnen het Oude Testament er al sprake is van belofte en vervulling. Denk bijvoorbeeld aan de profetie over de ballingschap. Daarop ga ik nu niet verder in.

Heel belangrijk voor de rijke inhoud van het Oude Testament is wat de Here Jezus zegt in Lukas 24:27 en 44,45 zegt: “En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was.. …….En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen. Toen opende Hij hun verstand zodat zij de Schriften begrepen.”

Let er op dat de Here Jezus als de volmaakte uitlegger hier niet over herinterpretaties spreekt. Hij zegt dat het op veel plaatsen in het Oude Testament om Hem gaat. Dat  daar echt over Hem gesproken wordt. Dat het geen latere interpretatie is van de menselijke schrijvers van het Nieuwe Testament is. Het is niet zo dat het Nieuwe Testament het Oude Testament een nieuwe andere betekenis geeft. We zien in de woorden van de Here Jezus de diepe betekenis  die de Heilige Geest in het Oude Testament gelegd heeft. Als we deze dingen zeggen, moeten we beseffen dat het dan niet alleen gaat over wat we in het Oude Testament over belofte ten aanzien van  Christus en Zijn werk  lezen. De komst en het werk van Christus zijn de kern van waaruit de HERE openbaart wie Hij is, wat Hij gedaan heeft en wat Hij zal doen. Het is de kern maar ook wat vanuit die kern komt is volledig Gods rijke Woord.  

Deze dingen laten zien dat het geloof in het Oude en Nieuwe Testament en in de tijd daarna wezenlijk hetzelfde is. Het echte geloof in de HERE blijft altijd hetzelfde. Ik wil dit nu aan de hand van twee voorbeelden  laten zien.

 

a.Toekomstverwachting 

 

Het is als het om de toekomstverwachting gaat belangrijk om te zien dat de gelovigen in het Oude Testament meer geloofd hebben en meer kennis daarvan hadden dan wij tot een bepaald moment daarover lezen in het Oude Testament.

Je kunt nogal eens horen of lezen dat gelovigen in de tijd van het Oude Testament vooral op de aarde gericht waren. Ze zouden weinig geloofd  hebben met het oog op  de verwachting van een leven na de dood. Die verwachting zou pas in het latere gedeelten  van het Oude Testament zijn opgekomen. Ze zouden nog weinig geweten hebben van een leven in de hemel. Ze zouden zeker niet geleefd hebben met de verwachting van de opstanding uit de dood en een leven op de nieuwe aarde. 

De gedachten daaraan zouden pas in of na de ballingschap gekomen zijn. En dan nog veel minder duidelijk dan later in het Nieuwe Testament. Mijn vraag is nu: Is het zo dat Adam, Abraham, Jakob en anderen nog geen kennis hebben gehad van een leven na de dood en later een leven op de nieuwe aarde voor de gelovigen? Was dat nog geen deel van hun geloof?

Als je daarover nadenkt, moet je bedenken dat bijvoorbeeld de inhoud van Abrahams  niet samenvalt met wat je tot Genesis 25 leest. Wanneer we niet verder dan Geneis 25 lezen om te zien wat de inhoud van Abrahams geloof was, moeten we zeggen dat hij heel weinig over een leven na de dood geweten zal hebben. Maar dan hebben we het wel mis.. Het is niet zo dat Abraham niets of maar heel weinig geweten heeft van een geweldig leven voor Gods kinderen na de dood. We zien dat heel duidelijk in het Nieuwe testament. We lezen in Hebreeën 11:9,10: “Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte.  Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is.

Je ziet hier heel duidelijk dat je niet kunt zeggen dat een verwachting van een leven na de dood onder Gods volk in het Oude Testament pas begon in de tijd van Asaf. Wanneer Asaf in Psalm 73 schrijft: “U zult mij leiden door Uw raad, daarna zult U mij in heerlijkheid opnemen” is de verwachtring van een leven na de dood bij de HERE voor de gelovigen al lang deel van hun geloof. Ze hebben met die verwachting geleefd. We moeten hun woorden dan ook zo interpreteren dat we met deze verwachting in hun leven rekening houden. Alles in de Schrift wijst erop dat de kinderen van God vanaf het begin geleefd hebben met de verwachting van een heerlijk leven bij de HERE na hun sterven. Ze hebben geweten dat het bestaan van de gelovige en de ongelovige na het sterven totaal verschillend zal zijn.

Deze dingen zeggen niet dat er geen voortgang van de openbaring op dit punt in de geschiedenis is geweest. Dingen werden in de loop van de openbaring wel al helderder en konden al meer ingevuld worden. De HERE heeft aan de toekomstverwachting in de loop van de openbaring al meer inhoud gegeven. Al meer nieuwe details geopenbaard. Maar wezenlijk is het geloof van Gods volk volgens Gods openbaring altijd hetzelfde gebleven. We weten nu meer dan de gelovige in de tijd van het Oude Testament maar onze toekomstverwachting is nu niet anders dan toen.

Ook als het om de opstanding met ons lichaam gaat, is duidelijk dat die verwachting er al was bij Gods volk toen de Here Jezus op aarde was. Ik denk nu aan het moment dat de Here Jezus in Bethanie komt omdat Zijn vriend Lazarus gestorven is. We lezen dan in Joh 11: “Jezus zei tegen haar: Uw broer zal weer opstaan.  Martha zei tegen Hem: Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.” Vs 23,24

Wanneer je dit leest, zie je dat het niet vreemd is dat je in het Oude Testament al leest van die opstanding van het lichaam, de opstanding van lijken. Zie bijvoorbeeld: Jes 26:19; Ez 37; Dan 12:2

Dat was door Gods openbaring ook deel van het geloof van onze Oud-Testamentische broeders en zusters in het geloof.  

   

b.Het Koninkrijk van God 

 

Ik maak een paar opmerkingen over het Koninkrijk van God. Het doel daarvan is om te laten zien dat ook op dit punt er overeenstemming is in geloof tussen het Oude en Nieuwe Testament.

Wanneer de Here Jezus Zijn werk als de Christus openlijk op zich neemt, is een van de kenmerkende zaken in Zijn prediking het Koninkrijk van God. Als de Here Jezus door Johannes de Doper gedoopt is, begint Hij te preken. We lezen dan in Mattheus 4:17: “Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.”

Wanneer de Here Jezus over het Koninkrijk spreekt omschrijft Hij dat niet. Dat is niet nodig. De Joden wisten wat het Koninkrijk was. Ze weten vanuit het Oude Testament wat het Koninkrijk van God is. De kennis van het Oude Testament is ook hier nodig om de rijke betekenis van het Koninkrijk van de hemel te kennen.

We lezen in het Oude Testament steeds weer dat de HERE Koning is. Hij is de Almachtige Koning van de hele schepping. Je ziet dat bijvoorbeeld heel duidelijk in de Psalmen. Een enkel voorbeeld:

 

Alle volken, klap in de handen;

juich voor God met luide vreugdezang.

 Want de HEERE, de Allerhoogste, is ontzagwekkend,

een groot Koning over de hele aarde.

Zing psalmen voor God, zing psalmen,

zing psalmen voor onze Koning, zing psalmen,

 want God is Koning over de hele aarde;

zing psalmen met een onderwijzing. Psalm 47: 2,3,7,8

 

“De HEERE regeert; laten de volken sidderen.

Hij troont tussen de cherubs; laat de aarde beven.

 De HEERE is groot in Sion,

Híj is verheven boven alle volken.” Psalm 99:1,2

 

“De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd,

Zijn Koninkrijk heerst over alles.”  Psalm 103:19

 

 

De HEERE zal voor eeuwig regeren;

uw God, Sion, is van generatie op generatie.

Halleluja!  Psalm 146:10

 

De HERE is de Koning over de hele schepping. Hij regeert vanuit de hemel. Daar staat Zijn troon. De  profeet Jesaja ziet in het zesde hoofdstuk van zijn boek het volgende: “In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel.  Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.  De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!” vs 1-3 Zie ook Jes 66:1

 

In het Oude Testament worden verschillende Hebreeuwse woorden gebruikt als het om het Koningschap en het Koninkrijk van God gaat. In al die woorden en verbanden komt steeds weer naar voren dat geen enkele aardse heerser, hoe machtig ook, zonder de HERE als de almachtige Koning iets kan doen.  

 

De HERE is Koning. Ook vandaag al. Toch mag de gelovige uit zien naar een toekomst waar juist dat Koningschap nog duidelijker en heerlijker te zien zal zijn. Een prachtig voorbeeld van het Koning-zijn van de HERE en dat je juist daarom van die toekomst zo veel mag verwachten, lezen we in Psalm 96. In deze psalm wordt de hele wereld opgeroepen om God te eren.

We lezen  in vers 9-11: “Buig u neer voor de HEERE in Zijn heerlijke heiligdom;

beef voor Zijn aangezicht, heel de aarde.

 Zeg onder de heidenvolken: De HEERE regeert;

ja, vast staat de wereld, ze zal niet wankelen;

Hij zal over de volken op billijke wijze rechtspreken.

Laat de hemel zich verblijden en de aarde zich verheugen,

laat de zee bulderen met al wat ze bevat.”  

De schrijver van deze Psalm weet dat er een nog heerlijker openbaring van Gods Koninkrijk zal komen. De volle gehoorzaamheid aan de HERE als de Koning wordt nu nog niet op aarde gezien. Juist daarom kijkt de schrijver van deze Psalm vol verwachting naar de toekomst: “Laat het veld van vreugde opspringen met al wat erin is;

dan zullen al de bomen van het woud vrolijk zingen  voor het aangezicht van de HEERE,

want Hij komt, want Hij komt om de aarde te oordelen.

Hij zal de wereld oordelen in gerechtigheid

en de volken met Zijn waarheid.” Vs 12,13

De Oud-Testamentische gelovige ziet vol hoop en verwachting uit naar de toekomst. Naar de volle heerlijkheid van Gods Koninkrijk. Juist daarom kijkt hij met gespannen verwachting uit naar de komst van de Christus.

Het zijn juist de mensen die in geloof hun taak als beeld van God, als onderkoning op aarde uitvoeren die in de Bijbel de heiligen genoemd worden die God in Zijn Koninkrijk ontvangt. We lezen daarover in Dan 7:18: “De heiligen van de Allerhoogste zullen echter het koningschap ontvangen. Zij zullen het koningschap in bezit nemen tot in eeuwigheid, ja, tot in der eeuwen eeuwigheid.”

 

Van  de verwachting van de volle openbaring van Gods Koninkrijk lezen we in het Oude Testament steeds weer. Dat wordt dan verbonden met de komst van de Messias, met de komst van Christus. Hiervan geef ik een voorbeeld. We lezen in Jesaja 9 over het herstelde Koninkrijk dat door de Messias die op de troon van Zijn vader David zal zitten, gaat komen. We lezen dan in vers 6 over de Verlosser en Koning die komt:

“Aan de uitbreiding van deze heerschappij

en aan de vrede zal geen einde komen

op de troon van David

en over zijn koninkrijk,

om het te grondvesten

en het te ondersteunen

door recht en gerechtigheid,

van nu aan tot in eeuwigheid.

De na-ijver van de HEERE van de legermachten

zal dit doen.” 

 

Je ziet alleen al aan de gegevens die we tot nu toe uit het Oude Testament aangehaald hebben dat Jezus in Zijn prediking over het Koninkrijk zonder probleem kan aansluiten bij wat Gods volk uit het Oude Testament al kan weten. Hij vertelt geen volledig nieuwe dingen. Gods volk heeft Gods duidelijke openbaring over Gods Koninkrijk gekregen en Jezus kan daar probleemloos bij aansluiten.  

 

Conclusie: We zien hoe het geloof van Gods kind in het Oude en Nieuwe Testament hetzelfde geloof was en is.