God woont onder Zijn volk: in het paradijs
GOD WOONT ONDER ZIJN VOLK
HOOFDSTUK 1 IN HET PARADIJS
Het leven is zo bijzonder. Het heelal is zo geweldig groot. Toch hebben we nog nergens anders leven ontdekt. Hoe meer we van het leven ontdekken hoe groter de verwondering is. Zo prachtig, zo bijzonder op elkaar afgestemd. Het duizelt je als je gaat zien hoe tot in het kleinste detail dingen op elkaar afgestemd zijn om het leven mogelijk te maken. Wij hebben allerlei specialisten nodig om met een deel van de informatie daarover uit de voeten te kunnen. Geen mens kan meer al die informatie bijhouden. Het gaat zelfs ons als mensen te boven. Dan gaat het alleen nog maar om te ontdekken hoe het in elkaar zit. Dat het leven en alles wat daaraan meewerkt ontstaan is dat is nog meer wat je verstand laat duizelen. Hoe is het mogelijk dat de schepping en het leven op de wereld er is?!
Het gaat boven ons menselijk verstand uit. Boven wat wij kunnen bedenken. Ook boven wat wij vanuit wat we nu in de schepping zien, kunnen beredeneren. Wij kunnen vanuit onszelf en de schepping de vragen daarover niet beantwoorden. Het geweldige is dat de Ene die dit allemaal gemaakt heeft ons het antwoord zelf heeft gegeven. Dat de Here God ons in de Bijbel vertelt dat Hij de Schepper is en hoe Hij alles gemaakt heeft. In Genesis 1 en 2. Hij vertelt ons dan ook dat Hij de mens gemaakt heeft als Zijn kind. Dat Hij de mens gemaakt heeft om juist met de mens als het schepsel dat het dichtst bij Hem mag komen te leven. De mens blijft schepsel maar is om het met Psalm 8 te zeggen wel bijna goddelijk gemaakt. De mens is gemaakt om als onderkoning het beeld van God op de aarde laten zien. De HERE wil onder Zijn volk wonen. Hij wil als de Schepper en de Vader bij Zijn volk wonen. We zien dat aan het einde van de Bijbel. We lezen dan in Openbaring 21 en 22 over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Die fantastische plaats waar de schepping weer echt tot bloei komt. Waar God een einde gemaakt heeft aan de tijd dat door de zonde van de mens er een breuk tussen God en mens gekomen was. Waardoor er een tijd was waarin Gods schepping heel erg aangetast was en er veel ellende op de wereld was. We zien en voelen die ellende vandaag zo heel pijnlijk om ons heen en in onze eigen levens. De breuk met God die er vanaf Genesis 3 is, is niet goed voor de wereld. De mens die meer als een schepsel wil zijn, die niet tevreden is met bijna goddelijk zijn is een ramp voor de schepping.
Die tijd zal eens voor altijd achter ons liggen. Bij de wederkomst van Christus komt die tijd ten einde. Dan wordt de door hem verdiende verlossing volledige werkelijkheid. Voor de hele schepping. Dan zie je als iets dat zo geweldig is dat God onder Zijn volk, onder mensen op de nieuwe aarde woont. We lezen dat in Openbaring 21 zo: “En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” Vs 3,4
God wil wonen onder Zijn volk. Dat zien we door de hele geschiedenis heen. Dat is Zijn doel. Dat zien we al in het paradijs. Het beste voor de mens is dat hij thuis wil zijn bij God. Dat Hij in het huis wil wonen dat God aan ons wil geven. We willen in dit hoofdstuk er iets van zien hoe je dat al in het paradijs ziet.
De wereld gemaakt als woning
De HERE vertelt ons dat Hij en hoe Hij de wereld gemaakt heeft. De heilige Geest neemt er de tijd voor om ons dat te vertellen in Genesis 1 en 2. Hij neemt er vooral de tijd voor om ons te vertellen hoe Hij de mens gemaakt heeft en wat de taak van de mens op deze wereld is. Het ontstaan van de wereld is geen toevalstreffer. Het is niet zo dat de wereld ontstaan is uit een toevallige samenloop van omstandigheden. Waarbij de ontwikkeling bepaald werd door het recht van de sterkste. Wat Darwin noemde de survival of the fittest. Dat selectieproces waarbij het sterkste overleeft en door ontwikkelt, is in strijd met wie de HERE is. De HERE is niet de God die strijd in de schepping heeft neergelegd. Hij is niet de God de sterkste beloont om de zwakkere maar te kunnen knechten of te kunnen wegwerken. Dat is zo in strijd met het Gods karakter, met Zijn wezen. De HERE haat de machten en de mensen die verdrukken en weg willen werken. Een prachtig voorbeeld daarvan lees je in de lofzang van Maria: “En Maria zei: Mijn ziel maakt de Heere groot, en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker, omdat Hij heeft omgezien naar de nederige staat van Zijn dienares. Want zie, van nu aan zullen alle geslachten mij zalig spreken, want Hij Die machtig is, heeft grote dingen aan mij gedaan en heilig is Zijn Naam. En Zijn barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over hen die Hem vrezen. Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm. Hij heeft hen die hoogmoedig zijn in de gedachten van hun hart, uiteengedreven. Hij heeft machtigen van de troon gestoten en nederigen heeft Hij verhoogd. Hongerigen heeft Hij met goede gaven verzadigd en rijken heeft Hij met lege handen weggezonden. Hij heeft het opgenomen voor Israël, Zijn knecht, door aan Zijn barmhartigheid te denken, zoals Hij gesproken heeft tot onze vaderen, tot Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.” Lukas 1:46-55
De HERE is de God die alles in vrede en harmonie geschapen heeft. Heel bewust. Met steeds Zijn doel voor ogen. Geen aarde die door chaos heen toevallig ontstaat. Nee, die wereld waarin alles nog door elkaar ligt, maakt Hij tot een plaats waar je in vrede en harmonie kunt wonen. We lezen dat heel mooi in Jesaja 45:18: “ Want zo zegt de HEERE, Die de hemel geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft. Hij heeft haar gegrondvest, Hij heeft haar niet geschapen opdat zij woest zou zijn, maar Hij heeft haar geformeerd opdat men erop zou wonen: Ik ben de HEERE, en niemand anders.”
De aarde wordt door de HERE in 6 dagen tot woning gemaakt. Waar de mens als Zijn beeld te midden van de hele schepping mag wonen. Een geweldige woning. Vol vrede en harmonie. Om juist ook daar te ervaren dat je als mens daar in Gods huis mag wonen. Het paradijs heeft dan ook de trekken van een tempel. Gods huis.
Het paradijs als tempel.
Later lezen we in de Bijbel over de tabernakel en die gaat weer over in de tempel. Tabernakel en tempel zijn de gebouwen waar de HERE op een bijzondere manier onder Zijn volk woont. In het paradijs is er nog geen tempel. In het Nieuwe Jeruzalem op de nieuwe aarde is er geen tempel meer. Dat zijn allemaal dingen waar we later op terugkomen. Een ding is voor nu heel belangrijk. Dat is dat de tempel de plaats is waar de HERE en Zijn volk elkaar ontmoeten. Waar ze bij elkaar komen.
We zien dat de HERE het paradijs op aarde gemaakt heeft om daar de mens te laten wonen en Hem daar te ontmoeten. Om vanuit het paradijs de aarde al meer te bewerken zodat de hele aarde paradijselijk wordt. De hele aarde de woonplaats voor de mens waar de mens de HERE ontmoet en met hem leeft. Het paradijs is de startplaats waarvandaan de mens vanuit de ontmoeting met God zo aan het werk kan. Zo kan genieten van een geweldig bestaan.
Als we goed opletten zien we dan ook overeenkomsten tussen wat we van het paradijs lezen en wat er in de tempel later gebeurt. Ik noem enkele overeenkomsten:
1. We zien in het paradijs dat de mens naar Gods beeld gemaakt is. Om juist vanuit het kennen en dus ontmoeten van Hem op deze wereld te leven. Ze kende de stem, ze kende het geluid van de HERE. Ze waren met hem vertrouwd. Dat zie je als we na de zondeval in Genesis 3 lezen: “En zij hoorden de stem van de HEERE God, Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de HEERE God te midden van de bomen in de hof.” Ze verbergen zich omdat ze aan het geluid horen wie hen komt opzoeken.
2. We lezen in Genesis 2:12 dat er in het paradijs goud is en ook de edelstenen: onyx (HSV, NBV) of chrysopraas (vertaling 1951). Goud en deze edelstenen vinden we ook terug in de tempel en bij de hogepriester die dienst doet in de tempel. De edelstenen vind je terug in de kleding van de hogepriester. Zie o.a.: Ex 25:7; 28:9,20; 35:9; 39:6,19.
3. We vinden in de Schrift de cherubs waar de HERE op een bijzondere manier aanwezig is. Het zijn Zijn lijfwachten die alle macht en kracht die de HERE in de schepping vertegenwoordigen, gekregen hebben. Steeds vinden we de cherubs waar de HERE woont. We vinden ze in het paradijs bij de ingang van het paradijs. We vinden ze later o.a. op de gordijnen in de tabernakel en de tempel. Ook al;s er over Gods troon gesproken wordt in Ezechiël 1 en als het over Gods troon in de hemel gaat in o.a. Openbaring 4,5.
4. Het is ook opvallend dat de ingang voor het paradijs en voor de tabernakel en de tempel aan de oostkant te vinden is. Zie Gen 3:24 en Exodus 27:12-16
5. Het paradijs kent een overvloed aan bomen en planten. We vinden dat paradijselijke terug in veel versieringen in de tempel. Ook op meerdere voorwerpen in de tempel. We lezen van die uitbundige versiering die herinnert aan de tuin van Eden o.a. in 1 Kon 6:29-35: “En op alle wanden van het huis rondom bracht hij graveringen van houtsnijwerk aan: cherubs, dadelpalmen en ontluikende bloemen, vanbinnen en vanbuiten. En de vloer van het huis overtrok hij vanbinnen en vanbuiten met goud. Voor de ingang van het binnenste heiligdom maakte hij deuren van olijfwilgenhout. Het raamwerk van de deurposten vormde een vijfhoek. De twee deuren waren ook van olijfwilgenhout. Hij bracht er houtsnijwerk op aan: cherubs, dadelpalmen en ontluikende bloemen, die hij met goud overtrok. Ook op de cherubs en op de dadelpalmen bracht hij goud aan. Zo maakte hij ook voor de ingang van de grote zaal deurposten van olijfwilgenhout, vierhoekig in vorm, met twee deuren van cipressenhout. Twee zijden van de ene deur waren draaibaar en twee zijden van de andere deur waren draaibaar. Hij bracht er houtsnijwerk op aan: cherubs, dadelpalmen en ontluikende bloemen, die hij overtrok met goud, glad uitgeslagen over het gegraveerde.”
6. Wanneer de Heilige Geest ons in Openbaring 21,22 laat zien hoe geweldig mooi de nieuwe hemel en aarde zal zijn dan zien we ook dat er herinnerd wordt aan hoe het in het paradijs begonnen is. We vinden daar weer de tuin terug die zo geweldig mooi is. De stad (het Nieuw-Jeruzalem) en de tuin horen bij elkaar. Ze zijn er om samen met de HERE te leven. Die herinnering aan de tuin van eden, het paradijs, zie je o.a. in de volgende woorden: “En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam. In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich de Boom des levens, die twaalf vruchten voortbrengt – van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de bladeren van de boom zijn tot genezing van de heidenvolken. En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen, en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn. En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid.”
Een grote overeenkomst tussen het paradijs en de nieuwe aarde is dat in allebei er geen zichtbare tempel is. De HERE woont zonder tempel onder de mensen. Hij komt zelf naar de mensen toe. Dat was vanaf het begin de bedoeling. Dat wordt op de nieuwe aarde dan ook weer de werkelijkheid. Dat er in het Nieuw Jeruzalem geen tempel zal zijn, lezen we in Openbaring 21 zo: “En de twaalf poorten waren twaalf parels. Elke poort apart bestond uit één parel, en de straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas. Ik zag geen tempel in haar, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam.” vs 21,22
Wat leren we hier al? Dat Gods doel is om juist als God onder de mensen te zijn. Om het heerlijke middelpunt van ons leven zijn. Om juist in de omgang met Hem het doel van ons leven te zien en zo in vrede met Hem en heel de schepping te leven. Het echte goede leven komt op uit een leven in vrede en daarom in gehoorzaamheid aan God. De geschiedenis is niet zo gegaan dat de tuin van Eden zich al meer uitgebreid heeft over de aarde en toen op een bepaald moment de vorm kreeg van het Nieuw Jeruzalem zoals we daarover lezen in Openbaring 21,22.
Zo is het niet gegaan omdat wij als mensen de band met God verbroken hebben. We moeten dan het paradijs verlaten. We staan er door eigen schuld alleen voor. Het leven dreigt een grote en doffe ellende te worden. Toch zoekt de HERE in Zijn genade toch weer gemeenschap met mensen om Zijn volk te zijn. Ook in de tijd van zondeval tot en met de uittocht uit Egypte. In een volgend artikel, een volgend hoofdstuk daarover enkele opmerkingen.
Hoofdstuk 2 VAN ZONDEVAL TOT UITTOCHT UIT EGYPTE
De HERE heeft Adam en Eva opgezocht
Adam en eva breken de band met de HERE door te eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Het gevolg is dat wij als mensen buiten het paradijs terecht komen. Dat deel van de aarde dat de HERE juist zo ingericht had om daar als God en mens dicht bij elkaar te leven, moet de mens verlaten. Hij kan er ook niet stiekem weer terugkomen want bij de ingang staat er de cherubs met een flikkerend zwaard. Je zou kunnen zeggen dat de mens Gods tempel op aarde moet verlaten. Is dit nu het einde van het verhaal/ het einde van een leven waarin God en mens in vrede en liefde samen leven. Dat zou heel goed gekund hebben. Wij zouden het God niet kwalijk hebben kunnen nemen als Hij gezegd had dat het nu voorbij was. Dat we ons nu maar zonder hem en Zijn liefde hadden moeten redden. Dan waren we een reddeloos leven en beroerde toekomst tegemoet gegaan.
Het is alleen aan god te danken dat er toch nog licht schijnt en er toch nog opening naar een goede toekomst is. Het is namelijk de HERE die na de zondeval de mens weer opzoekt. De mens kan de verhouding met God niet herstellen. Dat kan de HERE alleen. In Zijn goedheid belooft Hij na de zondeval in het paradijs de komst van Zijn Zoon als de Verlosser. De Verlosser voor wie bij Hem schuilt en wil leven van de door hem verdiende vergeving. Er is herstel nodig. Dat wordt duidelijk doordat de mens het paradijs moet verlaten. Een leven heel dicht bij de HERE zonder moeite, verdriet, spanning, oorlog, geweld en dood is niet meer mogelijk. De schepping is niet meer de vredige plaats waar de mens een plaats gekregen hebben. De schepping is na de zondeval vol gevaar en dreiging voor de mens. De vrede dicht bij de HERE in het paradijs is voorbij.
De enige manier waarop door Gods genade nog hoop voor de toekomst is dat de mens naar God gaat voor vergeving. Voor een nieuw leven waarin de mens de HERE zoekt als zijn God en koning. Dat betekent in de praktijk een gevecht tegen jezelf. De HERe heeft de mens opgezocht en ons erop gewezen dat we buiten het paradijs ons leven bij Hem als de Verlosser moeten zoeken om toekomst te hebben.
Offers Kain en Abel
We lezen in het paradijs niet over offers. De verhouding tussen God en mens is dan helemaal goed. Er is een direct contact. De HERE zocht de mens voor een goed gesprek op. De HERE komt gewoon naar Adam en Eva toe. Zonder dat er angst ontstaat. Dat is na de zondeval voorbij. Dan zie je de angst bij Adam en Eva als de HERE naar ze toekomt. Dan verstoppen ze zich zelfs voor God. Zonder dat dit echt mogelijk is. De HERE ziet ze door alles heen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis omschrijft wat er dan gebeurd op een mooie manier: “Wij geloven dat onze goede God, toen Hij zag dat de mens zich zo in de lichamelijke en geestelijke dood gestort had en zich volkomen rampzalig had gemaakt, hem in zijn wonderbare wijsheid en goedheid zelf is gaan zoeken, toen hij bevend voor Hem vluchtte. God heeft hem getroost met de belofte hem Zijn Zoon te geven, die geboren zou worden uit een vrouw (Gal 4:4, om de kop van de slang te vermorzelen (Gen 3:15) en de mens voor eeuwig gelukkig te maken.”
Buiten het paradijs zien we dan de eerste offers. Die offers laten zien dat de HERE toch nog naar de mens is toegekomen. Dat Hij ze ondanks eigen schuld de weg gewezen heeft om bij Hem vergeving en leven te zoeken in een moeilijke wereld. De eerste offers waarover we lezen in de Bijbel zijn die van de eerste 2 zonen van Adam en Eva. Kain en Abel.
De HERE maakt dan direct duidelijk dat Hij bij mensen wil zijn. Nu op meer afstand dan in het paradijs. Maar toch! Hij maakt ook direct duidelijk dat offers geen tovermiddel zijn. Het zijn geen handelingen waardoor je God kunt dwingen om bij je te zijn. De HERE laat zich niet door rituelen uit de hemel halen om bij jou te zijn. Het is duidelijk dat Kain een offer brengt waar hij niet met zijn hart bij is. Van Abel lezen we in Genesis 4 dat hij de eerstelingen van de oogst op het altaar brengt. Hij is bewust bezig om daarmee uit te spreken dat de hele oogst aan de HERe behoort. Dat het Gods zorg is dat hij en anderen daarvan mogen eten. Kain krijg je de indruk die moest zo nodig offeren en heeft maar iets genomen om te offeren. Op die houding reageert de HERE met het duidelijk niet aannemen van het offer. De HERE wil wonen bij hen die in liefde en dankbaarheid bij Hem hun leven zoeken.
We zien dan dat er onder de mensen een scheiding komt. Er zijn er die niet vanuit vergeving, liefde en dankbaarheid bij de HERE als de enige God hun leven na de zondeval willen zoeken. De HERe zelf zorgt er voor dat er ook een deel van de mensen zijn die dat wel willen. Die niets liever willen dan dat de HERE bij hen is. Dat Hij onder hen wil wonen. Van dat deel van de mensen lezen we dan in Gen 4:26: “En ook bij Seth werd een zoon geboren, en hij gaf hem de naam Enos. Toen begon men de Naam van de HEERE aan te roepen.”
Het is al heel opvallend dat Seth zijn zoon de naam Enos geeft. Die naam betekent namelijk dat de mens broos, zwak is. In zwakheid is de mens machtig als hy namelijk Zijn hulp bij de HERE zoekt. Zoals we het later bij Jesaja lezen: “Want zo zegt de Hoge en Verhevene,
Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is:
Ik woon in de hoge hemel en in het heilige,
en bij de verbrijzelde en nederige van geest,
om levend te maken de geest van de nederigen,
en om levend te maken het hart van de verbrijzelden.” 57:15
De mensheid wil niet
Gods genade na de zondeval is dat Hij bij Zijn volk wil wonen. Het wordt dan heel pijnlijk duidelijk dat de mensen dat niet willen. Het komt zover dat van de miljoenen mensen die er op de aarde leven niet meer dan 8 zijn die met de HERE als hun God willen leven. Hoe de HERE zich ook in onverdiende liefde naar de mens toekeert toch wordt het gedeelte van de mensen dat in liefde en afhankelijkheid met Hem wil leven al kleiner. Het komt zover dat we lezen in Gen 6:
“En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren. Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart.” vs 5,6
Toch gaat de HERE dan volgens Zijn belofte dan nog verder met mensen. We lezen dan in vers 8: “Maar Noach vond genade in de ogen van de HEERE.”
Gods oordeel treft in de zondvloed dan de hele aarde. Zelfs zo dat alle mensen behalve Noach en zijn gezin in de zondvloed als Gods oordeel omkomen. Wie niet bij de HERE wil wonen met zijn of haar leven wordt door Gods oordeel getroffen.
De HERE begint met Noach en Zijn gezin een nieuwe mensheid. Een nieuw begin met mensen met een zondig hart. Mensen die de HERE Zijn liefde en genade op een heel bijzondere manier heeft laten zien. Dan zien we weer dat de grote meerderheid van de mensen niet met de HERE wil leven. Zij willen niet bij Hem thuis zijn. Een van de grote problemen door de geschiedenis heen is dat wij als mensen dat wij eigen baas willen zijn. We willen God die zo anders is als ons niet als God erkennen. Als de een die ons de weg wijst die wij hebben te gaan. Je ziet dan ook na de zondeval de meerderheid van de mensen weer in die oude zonde van het paradijs vallen. Wij willen als God zijn. Daarom wilden de mensen zich op Gods bevel niet over de aarde verspreiden. Ze gingen samen een toren bouwen om bij elkaar te kunnen blijven. Een toren die in de hemel moest komen om te laten zien dat we samen machtiger dan de Here God waren.
Dan zien we weer de trouwe en genadige God. Hij komt met Zijn straf en oordeel door de taalverwarring. Hij is het die dan Zijn weg vooral verdergaat met Abraham en zijn nakomelingen. De mensheid wil niet de HERE erkennen als de enige en alwijze God. Dan gaat de HERE verder met een volk om zo door de Verlosser die uit dit volk moet komen Zijn volk uit alle volken door de geschiedenis heen bij elkaar te brengen. Om eens onder dat volk te wonen op de wereld waar alle tegenstand tegen Hem verdwenen is.
Israël kan het niet
De HERE woont bij Zijn volk. Hij brengt Abraham en Sara in het land Kanaän. Het is de HERE die Abraham die zelf ook andere goden (zie Joz 24:2) diende naar Hem als de enige God brengt. Hij zorgt er voor dat ze op hoge leeftijd een zoon krijgen. Hij zorgt er voor dat uit Abraham en Sara dat beloofde volk, het volk Israël voortkomt. Uit dat volk moet de beloofde Redder voortkomen.
Wanneer je op dat volk let dan zie je dat dit volk het in eigen kracht niet kan. De duivel ligt op de loer om dit volk te laten uitsterven. Ze worden in het land Egypte een slavenvolk. Een volk dat ernstig bedreigd wordt in haar voortbestaan. Zelf gaat dit volk nooit voor de verlossing van zonde, dood en duivel zorgen. Het is het volk dat door de HERE gered moet worden. Ook ondanks eigen klein en ongeloof. Het is de HERE die met 10 plagen de farao als wereldheerser op de knieën dwingt. Het is de HERE die het volk Israël als het geen kant meer op kan op een door Hem drooggemaakt pad door de Schelfzee aan de overkant brengt. Het is de HERE die dan het machtige leger van de farao in diezelfde Schelfzee laat verdrinken. Israël kan niet verlossen. De HERE doet het om uit Zijn volk die beloofde Verlosser te laten komen. Om zo zeker te stellen dat Hij onder Zijn volk zal wonen. Dan zijn we aangekomen op een punt waar ik nu meer aandacht aan wil geven. Dat is de wolk die met het volk meetrekt. De wolk die voor ze uitgaat, die ze de weg wijst. Die als het nodig is ook achter ze hangt om ze te beschermen. Een wolk die we later ook terugzien als de tabernakel in gebruik genomen wordt. Daarin zie je weer het werk van de en God die bij Zijn volk wonen wil.
Hoofdstuk 3 De wolk
Het volk van God is aan de overkant van de Schelfzee. Op weg naar het beloofde land. Het land van God waar het volk dus in Gods bijzondere land op aarde mag wonen. Het land dat als land van God beeld van onze hemelse bestemming is. Zie Hebreeën 4.
Op weg naar dat beloofde land verbindt de HERE zich op een bijzondere manier met het volk Israël. Dat zie je heel duidelijk wanneer de HERE het volk bij de berg Sinai gebracht heeft. Het is goed om daarbij ook in gedachte te roepen de ontmoeting die Mozes in de woestijn met de HERE had bij de brandende doornstruik. Toen riep de HERE Mozes om de leider van Gods volk te zijn. Toen zijn er dingen gebeurd die alles met Gods verschijning op de Sinaï te maken hebben.
Gods ontmoeting met Mozes in de doornstruik
Voordat we verder aandacht geven aan de wolk die met Gods volk meetrok, gaan we eerst even terug in de geschiedenis. De roeping van Mozes om Gods volk te leiden op een heel bijzondere manier.
Hij was in het veld en zag een doornstruik in brand staan die toch niet verbrandde. Heel gek. Heel opvallend. Echt iets om van dichterbij te bekijken. Wanneer Mozes dichterbij komt maakt de HERe duidelijk dat Hij het is die hier in de brandende doornstruik aan Hem verschijnt. We lezen dat later ook in Deut 33:16 waar bij de zegen over de stam Jozef van de HERE o.a. dit gezegd wordt: “die met Zijn goedgunstigheid in de doornstruik woonde”. Het gaat er om dat Mozes in de brandende doornstruik echt met de HERE zelf te maken kreeg. De HERE die Zijn plan tot verlossing van Zijn volk aan het uitvoeren is. Het i9s belangrijk voor ons verdere Bijbellezen dat we ook zien dat er in Exodus 3 verteld wordt dat de Engel van de HERE in de doornstruik aan Mozes is verschenen. Die Engel van de HERE is God zelf. Dat lees je verder in Exodus en ook in Deuteronomium 33. Je zou kunnen zeggen dat Mozes hier te maken krijgt met God als de Verlosser van Zijn volk. Als God de Zoon die nog mens moet worden. Het is juist de Engel van de HERE die met het volk meetrok op weg naar het beloofde land. Later zegt Stefanus er in handelingen het volgende over: “Die Mozes …. Hem heeft God als leider en verlosser gezonden door de hand van de Engel Die aan hem verschenen was in de doornstruik. Deze heeft hen uitgeleid, terwijl hij wonderen en tekenen deed in het land Egypte, in de Rode Zee en in de woestijn veertig jaar.” Hand 7:35,36
Dat de Zoon van God, dat Christus die nog geen mens geworden was met Gods volk in de woestijn meeging lezen we o.a. ook in 1 Kor 10 waar het gaat over het volk dat in de woestijn op weg was. dan lezen we daar dat iedereen die er bij was onder de wolk was en ook ”en allen hebben dezelfde geestelijke drank gedronken. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus.” Vs 4
Wanneer Mozes bij de brandende doornstruik de HERE ontmoet dan belooft de HERE dat bij de berg waar Mozes nu staat nog een heel bijzondere ontmoeting met de HERE zal plaatsvinden. We lezen dat in Ex 3:12; “Voorzeker, Ik zal met u zijn, en dit zal voor u een teken zijn dat ik u gezonden heb: Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen op deze berg.
Als je dan let op wat er bij Gods verschijning in de brandende doornstruik en op Gods verschijning op de berg Sinai zie je opvallende overeenkomsten. Ik noem er een paar;
a. Je ziet bij de doornstruik en op de berg Sinai het vuur als de HERE verschijnt. Je ziet dat heel duidelijk als je een aantal teksten naast elkaar zet:
- Exodus 3:2: “En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Hij keek toe, en zie, de doornstruik brandde in het vuur, maar de doornstruik werd niet verteerd.
- Exodus 19:18: “De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig. …..
- Exodus 24:17: “De aanblik van de heerlijkheid van de HEERE op de top van de berg was in de ogen van de Israëlieten als een verterend vuur.”
Het vuur laat Gods heiligheid zien. Hij is een gevaar voor wie in zonde leeft. Het is heel opvallend dat dit vuur ook weer zichtbaar wordt wanneer Christus de heilige Geest over Gods volk uitstort. Dan zijn er de tongen als van vuur op de hoofden van Christus’leerlingen. Het is God zelf die op het pinksterfeest verschijnt en onder de leerlingen van Christus gaat wonen. Dat vuur verteert ze niet omdat ze door Christus’ werk vrede met God hebben.
b. We zien zowel bij de doornstruik als bij de berg Sinai dat je niet zomaar bij de HERE kunt komen.