Kerk en diversiteit

21-05-2015 06:57

  
 

 

KERK EN VERSCHEIDENHEID – KERK EN VERSCHEURDHEID 

 

Er wordt veel over diversiteit gesproken. Ook in de kerk. Hoe moet je diversiteit beoordelen. Hoe doe je dat samen? Einde 2006 schreef ik daarover in het plaatselijke kerkblad van onze gemeente Dronten-Noord. Wat ik toen schreef is actueler dan het toen was. Graag ter overweging!  


Als je om je heen kijkt is er in het brede kerkelijke veel te doen. Zijn er veel vragen en komen er heel veel meningen op ons af. Het is juist in zo’n tijd nodig om er rustig over na te denken hoe de kerk met verscheidenheid moet omgaan. Moet alles altijd overal hetzelfde zijn? Mag er in de kerk ook van verscheidenheid sprake zijn? Als dat zo is, is daaraan dan ook een grens?

 Toetsing blijft altijd nodig 

Het zou verkeerd zijn om statisch over de kerk te denken. Om in je schulp te kruipen en te zeggen zo was het en het moet altijd zo blijven. Dan alleen is het goed. Het is ook niet zo dat een kerk die ware kerk is dus ook altijd ware kerk blijft. Het is net zo goed niet zo dat een kerk die vroeger valse kerk was nooit ware kerk kan worden. Wij hebben als gereformeerden o.a. de Nederlandse Geloofsbelijdenis als onze belijdenis aangenomen. Wij hebben ons aan deze belijdenis gebonden omdat we ervan overtuigd zijn dat het in alles met het Woord van Gods overeenstemt. 
Dat betekent ook dat we ons altijd weer geroepen weten om ons eigen kerkelijke leven, ons eigen leven als gemeente aan die belijdenis te toetsen. In artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis worden drie kenmerken van de ware kerk genoemd. Die zijn niet bedoeld om te zeggen: “Wij zijn ware kerk en dus kan iemand bij ons altijd de drie kenmerken van de kerk van Christus vinden.” Als we zo redeneren zijn we in de val van menselijke hoogmoed, traditionalisme en kerkisme terechtgekomen. Dan is de kerk bij ons een plaats gaan innemen die boven Gods eigen Woord is gaan staan. Wij erkennen dan niet meer de kritische functie die Gods Woord altijd weer in ons leven moet innemen. 
Wij spreken o.a. bij de bevestiging van ambtsdragers uit dat de belijdenisgeschriften die we aanvaarden in alles Gods Woord naspreken. Dat betekent dat we ook vanuit de belijdenis kritisch naar ons eigen leven, naar de kerk waarvan wij leden zijn, moeten kijken. Wij mogen nooit vergeten om onszelf steeds weer te toetsen. De Drie Formulieren van eenheid (Nederlandse Geloofsbelijdenis, Heidelbergsche Catechismus en Dordtse Leerregels) zijn geen kussen waarop we in slaap kunnen vallen. Het alleen maar noemen van deze belijdenisgeschriften mag er niet toe leiden dat het documenten worden die ons alleen aan vroeger herinneren en waaruit we niet meer leven als kerken en als leden van de kerken. 
Als wij over kerk en verscheidenheid en kerk en verscheurdheid nadenken, moet het echt over de kerk van Christus en verscheidenheid en de kerk van Christus en verscheurdheid gaan. Het gaat dan niet over een verscheidenheid waar ik persoonlijk niet of wel van hou en die ik vanuit me gevoel niet graag of juist wel graag zie. Wat wij verscheidenheid en verscheurdheid noemen moet vanuit Gods eigen Woord zo genoemd kunnen worden. Daarom moet ook dat aan de drie kenmerken van de ware kerk die art 29 noemt getoets kunnen worden. De zuivere verkondiging van het Woord, de goede bediening van doop en avondmaal en de juiste toepassing van de kerkelijke tucht hebben alles met verscheidenheid en verscheurdheid te maken. 

 Verscheidenheid die in de kerk van Christus gebruikt moet worden 

Niemand is precies hetzelfde. Je ziet in Gods schepping een heel grote variatie. We zien dat al in Genesis 1. We lezen daar dat de HERE planten en dieren volgens hun soorten gemaakt heeft. (Gen 1:11,12,21,24,25) 
De verscheidenheid in de natuur laat iets van de grootheid van God zien. Zelfs als het zo was dat we al die verscheidenheid die we in de schepping zien in een persoon bij elkaar zouden kunnen brengen, moeten we nog zeggen dat de HERE veel groter is. 
Ook bij de mens, die volgens Gods beeld en gelijkenis gemaakt is, zien we vanaf het begin verscheidenheid. We lezen deze verscheidenheid al in Gen 1:27: “God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.” De mens is Gods beeld in verscheidenheid, in de verscheidenheid van man en vrouw. Dat is een verscheidenheid die we moeten eerbiedigen want de HERE heeft dit volgens Zijn scheppingsorde gegeven. (1 Tim 2:13) 
Bij mensen gaat de verscheidenheid verder dan alleen mannelijk en vrouwelijk. Het is bijvoorbeeld zo dat ieder mens op aarde niet hetzelfde werk doet. Juist bij de uitvoering van de cultuuropdracht waarvan we in Gen 1:26 lezen, ontstaat er variatie onder de mensen. Die variatie is geen gevolg van de zondeval. Zelfs de engelen hebben verschillende taken van de HERE gekregen. Onder de engelen zijn er bijvoorbeeld cherubs en serafs die hun eigen taken hebben. De ene engel neemt bij God ook een meer verantwoordelijke positie in als een andere engel. Engelen die een hogere positie innemen zijn o.a. de aartsengelen Gabriel en Michael. 
We zien ook al differentiatie bij de zonen van Adam: Kain en Abel. De een is een veeboer en de ander een akkerbouwer. Hoe meer de mens in Gods schepping ontdekt, hoe meer zien we verscheidenheid. Hoe meer zien we ook de verscheidenheid van talenten onder de mensen. 
Dat is een verscheidenheid die de HERE zelf in de schepping gelegd heeft. Dat is iets wat we in de kerk ook niet mogen dooddrukken. Het zijn scheppingsgaven die we juist in de gemeente en ook in de wereld moeten gebruiken. Tot verheerlijking van God en Zijn Koninkrijk. Wij moeten geen kerk willen zijn van min of meer dezelfde mensen. Van mensen uit dezelfde sociale groep met ongeveer dezelfde menselijke ideeën. De kerk mag geen plaats worden waar alleen maar gelijkvoelenden en gelijkdenkenden en persoonlijke vrienden samenkomen. Het mag geen vergadering worden van mensen die bijelkaar komen omdat het samen allemaal zo goed voelt. 
We moeten er juist op gericht zijn dat de verscheidenheid die in de gemeente aanwezig is, gebruikt wordt. Dat is een verscheidenheid die juist voor een doel gebruikt hoort te worden: de opbouw van het Koninkrijk van Jezus Christus. Wanneer we dat doel vergeten, veroorzaakt het verdeeldheid of aandacht voor maar een of twee gaven. We zien dat heel duidelijk in de gemeente van Korinthe. 

De gemeente van Korinthe 

In de gemeente van Korinthe werden bepaalde opvallende gaven zoals het spreken in tongen heel sterk naar voren gehaald. Dat was iets dat heel belangrijk was. Dat was iets opvallends, dat gaf mensen een kick. Ze deden dat in de gemeente van Korinthe zo dat het de verhouding in de gemeente, in het kerkverband en ook de verhouding met Paulus scheef trok. In deze gemeente krijgt de gave om in tongen te spreken een plaats die het volgens de orde van de Heilige Geest niet hoort te hebben. Paulus wijst daarop in 1 Korinthe 14. Voordat hij in dit hoofdstuk er heel practisch op in gaat, laat hij in hoofdstuk 12 zien hoe belangrijk het is om de genadegaven die de leden van de gemeente gekregen hebben, gezien worden en ook gebruikt. Juist om het te gebruiken voor de bouw van de hele gemeente. 
1 Korinthiërs 12:4-7 is heel belangrijk voor de waardering en het gebruik van deze gaven: “Er zijn verschillende gaven, maar er is een Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is een Heer; er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is een God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrent. In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente.” 
We moeten deze verscheidenheid in de kerk van Christus onder leiding van de Heilige Geest gebruiken. De Geest die ons aan Gods Woord bindt. Dat betekent dat een gave nooit het alleenrecht in de kerk mag opeisen. Een gave hoe groot en opvallend ook mag nooit zo gebruikt worden dat het in strijd komt met wat we in de Bijbel lezen. 
Het Woord waaraan de Heilige Geest ons bindt, is ook beslissend als het om vrijheid en verscheidenheid gaat. Het kan makkelijk gebeuren dat dat we vanuit een bepaalde gewoonte, vanuit een vertrouwde manier van denken, vanuit een bepaald raamwerk verscheidenheid onnodig verbieden en terugdringen. Dan zijn we bezig om een menselijk, een wettisch juk op te leggen die de bouw van de kerk niet echt bevorderd. Een duidelijk voorbeeld daarvan zien we bij de Farizeeërs die allerlei wetten aan het volk oplegden die boven Gods wet uitgingen. 
Verscheidenheid die er in de kerk mag zijn 
Het verstand en de kennis van de mens zijn als gevolg van de zondeval veel minder geworden en ook vervormd. Zelfs zo dat het verstand en de kennis die de mens van zichzelf heeft hem naar de verkeerde oplossingen laat zoeken. Wie door de Geest van God tot Christus en Zijn gemeente gebracht wordt, heeft daarmee nog geen volmaakte kennis en verstand. Ook wie op deze aarde gelooft kan niet van alles op deze wereld gebeurt zeggen hoe alles precies in elkaar zit. Je kunt niet van alles op deze aarde zeggen hoe je er precies over moet denken. Je kunt niet van alles in de kerk zeggen: zo moet het gebeuren en niet anders. 
In de kerkgeschiedenis wordt meerdere keren over adiafora (middelmatige dingen) gesproken. Laat ik daarvan een practisch voorbeeld geven. Als het om contact met een buitenlandse kerk ging was de manier waarop die kerk geregeerd werd een zaak van minder belang. De vorm van kerkregering die in de Anglicaanse kerk van kracht was, was voor hem geen verhindering om die kerk in zijn tijd als ware kerk van Christus te erkennen. Omdat deze kerk toen een gereformeerde belijdenis had en daaruit wilde leven. De Anglicaanse kerk had toen ook al bisschoppen die onder de aartsbisschop van Cantebury en die weer onder de koning van Engeland de kerk regeerden. De Anglicaanse kerk was zelfs uitgenodigd om aan de synode van Dordtrecht in 1618/1619 deel te nemen. De aartsbisschop van Cantebury heeft op deze synode een belangrijke plaats ingenomen. We vinden deze zaak ook terug in onze eigen kerkorde. In art 47: “Met kerken van de gereformeerde belijdenis in het buitenland zal, zoveel mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend worden. Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.” 
We moeten erkennen dat onze kennis gebrekkig is. Het is voor ons niet mogelijk om de waarheid in pacht te hebben. Dat geldt zelfs als we over de belijdenisgeschriften praten. Wij zijn er van overtuigd dat wat we in de belijdenis belijden in alles met het Woord van God overeenstemt. Toch gebeurde het meerdere keren bij het opstellen van de belijdenisgeschriften dat besloten werd bepaalde dingen daarin niet op te nemen om dat daarover niet tot overeenstemming gekomen kon worden. We waren dan samen niet in staat om op grond van de Schrift te zeggen: “Zo zegt de HERE.” Wij hebben in de Dordtse Leerregels een heerlijke en prachtige belijdenis over o.a. Gods verkiezing. Zijn uitverkiezing tot eeuwige redding. Toch lezen we in deze belijdenis niet over het verschil in die tijd tussen infra en supra-lapsarisme. In die discussie gingen het om de volgorde van Gods besluiten. 
We kunnen ook denken aan de uitleg van de woorden: “neergedaald in de hel”. De Heidelbergsche Catechismus geeft daarvan in vraag en antwoord 44 een bepaalde uitleg zonder dat de andere uitleg die ook onder gereformeerden voorkomt (dat de “hel” als het “dodenrijk” gezien wordt) daarmee echt veroordeeld wordt. 
Soms komen we ook in ons belijden niet verder dan te laten zien hoe iets niet is. Zonder dat we met zekerheid kunnen zeggen: zo is het. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de uitspraak van het Concilie van Chalcedon in 451 over Christus God en mens zijn. De uitspraak van dat concilie is dan: ongedeeld-ongescheiden; onvermengd-onveranderd. 
We zullen een bepaalde verscheidenheid ook moeten toestaan als het gaat om de manier waarop mensen in het kerkelijke leven optrden. Voorbeelden daarvan in de Bijbel zijn: 
• Rom. 14:5, 6: “De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag, voor de ander zijn alle dagen gelijk. Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen. Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren; wie alles eet, doet dat om de Heer te eren, en hij dankt God voor zijn voedsel. Wie iets niet wil eten, laat het staan om de Heer te eren, en ook hij dankt God.” 
• 1 Korinthiërs 8: In de gemeente van Korinthe was er een verschil over het eten van offervlees. Paulus maakt duidelijk dat er geen echt bezwaar tegen het eten van dat vlees bestaat. Toch is dat niet alles wat hij zegt want we lezen in vers 9-13: “Maar let erop dat de vrijheid die u hebt geen struikelblok wordt voor de zwakken onder u. Wanneer namelijk iemand met een zwak geweten ziet dat u, met uw kennis, in een afgodentempel deelneemt aan een maaltijd, wordt hij er dan niet toe verleid dat offervlees te eten? Zo gaat de zwakke door uw kennis verloren, een broeder of zuster voor wie Christus gestorven is. Op die manier zondigt u tegen hen, en door hun zwakke geweten te ondermijnen zondigt u tegen Christus. Als ik dus door vlees te eten mijn broeder of zuster ten val breng, wil ik het nooit ofte nimmer meer eten; dan breng ik hen niet ten val.” 
Wij moeten onze vrijheid niet zo gebruiken dat het broeders en zusters zo in verwarring brengt dat ze daardoor in zonde beginnen te leven. 

 Wie is een scheurmaker? 

Op deze vraag moeten we een duidelijk antwoord kunnen geven. Wanneer zijn mensen scheurmakers geworden? Wanneer is een afscheiding scheurmakerij en geen reformatie? 

Het gaat om scheurmakerij als mensen hun eigen mening zo sterk op de voorgrond stellen dat iedereen het daar altijd helemaal mee eens moet zijn. Als ze niet meer de verscheidenheid eerbiedigen die volgens de Schrift is. Het is scheurmakerij als we mensen in de kerk aan meer willen binden als waaraan de HERE zelf ons in Zijn Woord bindt. Als dat toch gebeurt noemen we dat een boven-schriftuurlijke binding. Het is scheurmakerij als de groep waarbij wij ons het beste thuisvoelen al meer op zich zelf laten staan en ons daarom van de ander anderen afscheiden. Zonder dat we dan kunnen zeggen dat de kerk niet meer op het fundament van Christus, op het fundament van de apostelen en profeten bouwt. 
Voorbeelden van deze vorm van scheurmakerij zien we o.a. in de gemeente van Korinthe waar groepen apart vergaderen rond de naam of de uitstraling van bepaalde mensen. Paulus schrijft daarover: “Door Chloë’s huisgenoten is mij namelijk verteld, broeders en zusters, dat er verdeeldheid onder u heerst. Ik bedoel dat de een zegt: ‘Ik ben van Paulus, een ander: ‘Ik van Apollos, ‘een derde: ‘Ik van Kefas,’ en een vierde: ‘Ik van Christus.’ Is Christus dan verdeeld? Is Paulus soms voor ons gekruisigd? Of is het in de naam van Paulus dat u bent gedoopt?” 1 Kor 1:11-13 
Een andere vorm van deze manier van scheurmakerij zien we in een bepaald optreden van Petrus. Paulus schrijft daarover het volgende aan de gemeenten in Galatië: “Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. Hij at altijd met de heidenen, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at apart, uit angst voor de voorstanders van de besnijdenis. De andere Joden deden met hem mee, en zelfs Barnabas liet zich meeslepen door hun huichelarij. Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Jij bent een Jood, maar je leeft als een heiden en houdt je niet aan de Joodse gebruiken; hoe kan je dan opeens heidenen dwingen als Joden te leven.” Gal 2:11-14 
Zodra wij mensen aan menselijke gebruiken binden waaraan God ons niet bindt, zijn wij met scheurmakerij bezig. 

 Binden en ontbinden 

Voor de problematiek van kerk en verscheurdheid is heel belangrijk wat Christus naar aanleiding van Petrus zegt. De belijdenis dat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God. Na deze belijdenis zegt de Here Jezus dan o.a: “Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.” Matt 16:19 
Wat is nu de verhouding tussen de sleutels waarover Christus spreekt en het bindend verklaren en het ontbinden? Is het zo dat de Here Jezus daarmee op 2 sleutels wijst waarvan de deur naar het hemels koninkrijk opent en dat de andere sleutel de deur naar datzelfde koninkrijk sluit? Zo is het niet. De woorden binden en ontbinden hadden onder de Joden toen een bijzondere betekenis. Letterlijk gebruikt de Here Jezus hier namelijk de woorden binden en ontbinden. Deze woorden riepen bij Jezus leerlingen een bepaalde gedachten, een bepaald beeld op. Dat geld ook van de manier waarop deze woorden op andere plaatsen in het Nieuwe Testament gebruikt worden. Kijk: Matt 5:19; Joh 7:23; 10:35; Rom 7:2; 1 Kor 7:27,39) 
Wat is nou die verhouding tussen die sleutels waarvan Christus praat en die bind en ontbind? Als de Joden toen zeiden dat ze iets bonden ogf ontbonden betekende dat dat ze iets geldig of ongeldig, bindend of niet bindend verklaarden. De rabbijnen verklaarden met deze woorden dan een bepaalde leer, mening, uitspraak of levenstijl goed of verkeerd. 
Petrus en die ander leerlinge, en daarna die ampsdraers in Christus se kerk, word geroep om te bind en te ontbind. 
Hoe gaan Petrus en de andere apostelen dat doen? Het moment dat de Here Jezus deze dingen zegt is het nog toekomstmuziek. Muziek die nog werkelijkheid moet worden. We horen in Matt 16:19 nog het woordje “zal”. Christus gebruikt dan nog de toekomende tijd. Voordat wat Hij zegt werkelijkheid gaat worden moeten bepaalde dingen nog gebeuren en gedaan worden. 
Petrus heeft beleden dat Jezus de Christus, de Zoon van de levende God is. Toch mogen de leerlingen van de Here Jezus de mensen daar dan nog niet aan binden. De Here Jezus zegt in vers 20 namelijk heel nadrukkelijk dat zij niet tegen de mensen mogen zeggen dat Hij de Messias, de Christus is. Jezus gaat Zijn leerlingen eerst nog verder onderwijs geven. De leerlingen moeten eerst meer van Hem weten, moeten het juiste beeld van Hem krijgen. Ze moeten nog leren dat Hij juist als de Christus, als de Zoon van de levende God moet lijden. Dit is iets dat ze op dat moment nog niet begrijpen. Ze komen daartegen zelfs nog in verzet. We zien dat meteen nadat de Here Jezus voor de eerste keer nadrukkelijk over Zijn lijden gesproken heeft. Kijk Matt 16:22,23. De leerlingen van de Here Jezus kunnen mensen nog niet aan het juiste beeld de Hem binden. Ze kunnen een verkeerd beeld van de Here Jezus nog niet goed herkennen en ontmaskeren. Ze zijn nog niet in staat om te ontbinden. 
De Here Jezus blijft onderwijs geven. Hij doet dat ook meteen na Zijn opstanding uit de dood. Dan verschijnt Hij weer aan Zijn leerlingen. Wanneer Hij die avond aan Zijn leerlingen verschijnt. Haalt Hij uit het Oude Testament aan wat de Geest daar zegt over Zijn lijden en opstanding. We lezen dan: “Daarop maakte Hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften”. Luk 24:45. Zijn leerlingen hebben door wat Hij hun vanuit het hele Oude testament geleerd heeft het nu goede beeld van Hem. Ze kunnen nu vanuit de Bijbel, vanuit Gods Woord bewijzen dat de Here Jezus de Christus volgens Gods eigen Woord is. Op die avond van Jezus opstanding verdwijnt het “zal”, de toekomende tijd, van Matt 16:19. We horen nu uit Jezus mond woorden die duidelijk uit de belofte van Matt 16:19 voortkomen: “Ik wens jullie vrede! (Hier is de vertaling niet erg gelukkig want het gaat hier niet om een wens maar om wat de Here Jezus echt als Koning van de hele wereld aan de gelovigen geeft RV) Zoals de Vader mij heeft gezonden, zo zend Ik jullie uit. Na deze woorden blies Hij over hen heen en zie: Ontvang de Heilige Geest. Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet; dan zijn ze niet vergeven.” Joh 20:21-23 
De leerlingen van de Here Jezus moeten van toen af aan als Zijn getuigen optreden. Ze moeten nu en in de toekomst duidelijk maken waaraan de mensen gebonden zijn, wat de ware leer is, wat het leven volgens de geboden van Christus is. Zij moeten op die manier de weg van Christus, de weg van de vergeving van de zonden wijzen. Zo moeten ze het het evangelie verkondigen en de mensen aan Jezus die de Christus is, binden. Ze moeten aan de mensen duidelijk laten zien wat het geldige Woord van God is, het Woord waaraan mensen gebonden zijn. Dat evangelie dat gelooft moet worden, dat evangelie waarbuiten geen verlossing is. 
Dat is ook wat ze in de praktijk gedaan hebben. Ze hebben aan de mensen, ook in de eerste gemeenten na de Pinksterdag heel duidelijk gemaakt wat Woord van God is en wat dwaling is. Wat leven volgens de wil van God is en wat een leven is dat daarmee strijdt. Zij hebben door de Geest geleid aangewezen waaraan de kerk van Christus gebonden is. Ze gebruiken echt de sleutels van het hemelrijk. 
Een paar voorbeelden daarvan vind je in: 
Handelingen 2:38,42 
Handelingen 5:3-5,9,10 
Handelingen 15:1,5,7,22,28,29 
De brieven in het Nieuwe Testament zijn vol van het aanwijzen van de gezonde leer en het gezonde leven en van wat een verkeerd leven en een verkeerde leer is. 
De apostelen hebben ons door Christus’ Geest aangewezen wat de ware leer en het goede leven is. Zij hebben de kerk van Christus in Zijn Naam daaraan gebonden. Ze hebben ook laten zien wat een dwaling is, wat een levenstijl is die niet in de kerk van Christus mag bestaan. 
Zij hebben de dwaling en een leven tegen de geboden van Christus in ongeldig verklaard. Zij hebben dat ontbonden. Zo hebben ze de weg van het hemelse Koninkrijk aan ons laten zien. Zij hebben zo aangewezen waar de kerk van Christus is. Die is daar waar de kerk op het fundament van de apostelen en de profeten bouwt. Kijk Ef 2:20; Openb 21:14 

 Wanneer wordt een kerk een kerk die scheurt en aan scheuring schuldig staat? 

Het antwoord op deze vraag kan eigenlijk heel kort zijn: dat gebeurt wanneer een kerk niet meer bindt aan die dingen waaraan Christus en de apostelen ons gebonden hebben. Een kerk is bezig met scheuring als ze dat waaraan de Schrift ons bindt ontbindt en als ze wat de HERE in Zijn Woord ontbindt geldig verklaart. 
Zo’n kerk wordt een gevaar voor het volk van God. Zo’n kerk is dan een instituut die mensen in verwarring brengt. Zij zaait twijfel en wijst de mensen dan zelfs de verkeerde weg. Een weg die afwijkt van wat Christus zelf ons geleerd heeft. Daarvoor mag je als kind van God geen medeverantwoordelijkheid nemen. Wij zijn geroepen om in de kerk van Christus voor de waarheid van het evangelie te strijden zonder om sectarisch te worden. We mogen ook niet bouwen aan een kerk waar zowel de leer van Christus maar ook de dwaling een wettige plek hebben. Zo’n kerk is niet de kerk van Christus want de kerk van Christus bindt en ontbindt in gehoorzaamheid en overgave aan het onfeilbare Woord van God. 
Dat wordt in ons kerkverband o.a. duidelijk door de binding aan de drie formulieren van eenheid. Dat zijn de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. Die binding aan deze belijdenisgeschriften mag geen lippentaal worden. Dat kan makkelijk gebeuren. Dan hoor je mensen praten over een dynamische binding aan de belijdenis. Het eerste wat dan gezegd wordt is: de belijdenisgeschriften zijn prachtige documenten die ons laten zien hoe onze voorvaderen geloofden. Wij willen daarop voortbouwen. Zulke woorden klinken heel mooi maar steeds weer wordt duidelijk dat die zogenaamde dynamische binding aan de belijdenis betekent dat de mensen die dit zeggen zich niet zelf aan de inhoud van de belijdenis binden. De mooie woorden verdoezelen vaak dat mensen, dat ambtsdragers, dat kerken zich niet echt aan de leer van de Schrift willen binden. Mensen willen dan niet tegenover de geest van de tijd gaan staan. Mensen willen dan niet in het isolement hun plaats innemen. Ze willen meer aanvaardbaar voor de wereld om hun heen zijn. Deze dingen hebben zowel in de theologie als in het kerkelijke leven door de eeuwen heen een verwoestende invloed gehad. We hebben hier te maken met een van onze doodsvijanden: de wereld die dan bij een andere doodsvijand: ons eigen zondige hart, aansluiting vindt. 
Wij zullen dapper in het geloof moeten zijn en steeds weer laten zien waaraan de kerk van Christus gebonden is en wat ontbonden moet worden. We hebben de roeping om aan te wijzen wat verscheurdheid is. Dan is leven in een gemeenschap waar dwaalleer en een onchristelijk leven een wettige plek krijgt voor een kind van God niet mogelijk. De ambtsdragers hebben de taak om de gemeente zo te leiden dat we samen een kerk zijn waar verscheidenheid in gehoorzaamheid aan Christus de gemeente glans geeft. Een gemeente waar we in christelijke verdraagzaamheid met elkaar leven, waar we niet sectarisch zijn, waar we ons onvoorwaardelijk aan Gods Woord willen binden en aan de belijdenis die daarmee in overeenstemming is. Als we zo leven, scheuren we de kerk niet. Dan zijn we geen scheurmakers maar kerk van Christus. De poorten van de hel zullen die kerk nooit overwinnen. 
Als we zo leven en werken, dienen we de vrede van Jeruzalem, de echte eenheid van Christus’ kerk. Dan staan we niet medeschuldig aan schapen die in verwarring gebracht worden. Christus roept ons allemaal om zo kerk te zijn. Om zo aan Zijn kerk te bouwen. 

In liefde aan Christus verbonden 

We hebben nu allerlei dingen over de kerk gezegd. Het is dan heel belangrijk om te blijven beseffen dat het in het leven in de kerk om Christus zelf gaat. Om het in liefde verbonden zijn aan Hem. Voor de kerk is van het grootste belang wat Christus, die Zijn kerk vergadert, in Joh 15 zegt: “Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie. Een rank die niet in de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in Mij blijven. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder Mij kun je niets doen. Wie niet in Mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort; hij wordt met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand. Als jullie in mij blijven en mijn woorden in jullie, kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren. De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn.” Vs 4-8 
De kerk is het volk van God dat in diepe liefde samen als leerlingen van Christus wil leven. Die diepe gemeenschap met Christus. Als je dat ziet, spreekt ook wat we in Rom 12 en 1 Kor 12 over het lichaam van Christus lezen ons heel erg aan. Dan wordt voor ons ook heel belangrijk dat we in Ef 5:23 lezen dat Christus het Hoofd van Zijn gemeente is. Ook daar zie je dat het in het kerk zijn om de liefdesgemeenschap met Christus gaat. Zonder die gemeenschap, zonder die liefdesband kan de kerk geen kerk zijn. Dan gaat het om de band, om het verbonden zijn met de echte Christus. De Christus zoals die zichzelf in de Bijbel laat zien. Kijk o.a. 1 Kor 15:3,4. 
Het is heel belangrijk dat de kerk door de gemeenschap met Christus gekenmerkt wordt. Zonder de gemeenschap met Hem kan geen kerk gestaan. Ook als het om allerlei activiteiten in de kerk gaat, ook als het om het kerkverband gaat is het zo belangrijk dat we blijven beseffen dat we kerk voor Gods ogen zijn. Dat het erom gaat er de liefdesband met Christus is volgens Gods eigen Woord. Dan leren we ook samen als gemeente te bidden wat we in Psalm 139 lezen: “ 

Dit is de weg van Christus: samen als gemeente in gemeenschap met Hem leven!