MAG IK NOG HERDER ZIJN? OVER DE SITUATIE IN DE GEREFORMEERDE KERKEN VRIJGEMAAKT

09-09-2013 11:45

Hieronder lees je een lezing die ik 23 Augustus 2008 gehouden heb.   Er is meer te zeggen als wat je hier leest omdat de ontwikkeling na 2008 is verdergegaan.  Wat o.a. zichtbaar is in het voorstel aan de synode om alle ambten voor de vrouw open te stellen. Toch denk ik dat wat in de lezing van toen gezegd is belangrijk is om te zien wat er in onze kerken aan de hand is.

 

WAARHEEN GEREFORMEERDE KERKEN OF MAG IK NOG HERDER ZIJN?

Enkele opmerkingen over de situatie in de Gereformeerde Kerken in 2008

 

Motto: Ik wil dit niet schrijven maar: "U hebt mij overreed HERE, en ik heb me laten overreden; U bent mij te sterk geweest en hebt overmocht" Jer 20:7

 

Inleiding

 

Er is gevraagd om met elkaar over de situatie in het kerkverband waartoe we behoren eens door te spreken. Samen daarover te praten. Dat is niet zonder aanleiding. Er is in onze kerken veel beweging. Veel beweging ook die verschillende kanten opgaat. Waar moeten we heen? Wat is de richting in het Nederland van 2008 die we op moeten gaan. Gaat het om de verschillen die we zien om verschillen die alleen maar de vorm raken? Waar komen die verschillen vandaan? Hoe moeten we daarmee omgaan? Zitten die verschillen dieper? 
Ik wil vanmorgen een beeld geven hoe ik de situatie van de kerken op dit moment zie. Hoe ik die ook zie als we dat vergelijken met zeg maar de jaren na 1967. Daarbij wil ik graag in mijn hart laten kijken. Een hart dat openligt voor Christus. Waarvan de HERE weet hoe ik uit liefde voor de HERE en voor Christus gemeente hier in Dronten-Noord met deze dingen worstel. Daarom geef ik hier eerst een paar biografische momenten van mijn leven in Christus kerk. 

 
Biografische gedeelte 
 
Het is de zomer van 1972. Als gezin zijn we lid van de synodaal gereformeerde kerken. Van een plaatselijke kerk die in alle ontwikkelingen in deze kerken als behoudend bekend staat. Een gemeente waarin nog velen gewoon de HERE wilden dienen volgens Zijn Woord. Mijn ouders waren mensen die toen niet veel wisten van de landelijke kerkelijke ontwikkelingen. Toch merkte ze dat er langzaam maar zeker vragen gesteld werden aan de zekerheid en duidelijkheid van de Bijbel. Waar was de oproep tot geloof en bekering in de prediking? Die ging langzaam maar zeker al meer ontbreken in de prediking. Zo zwaar moest het toch allemaal niet meer. Het was allemaal niet zo zeker. We moesten leren wat meer ontspannen met de Bijbel om te gaan. 
Toch zag je in die tijd dat het moeilijk werd om de jeugd vast te houden. Landelijk gezien was er een ontwikkeling aan de gang die al meer vragen bij de Bijbel zette. Was de Bijbel wel het door en door betrouwbare en onfeilbare Woord van God? Kunnen we het echt zo zeker weten? Moeten we de menselijke wetenschap niet meer plaats geven en de Bijbel een toontje lager laten zingen? Dat betekende ook in de gemeente waar ik mocht opgroeien en door de Geest van God heb leren geloven dat het geluid van de prediking al onzekerder werd. Als je op catechisatie vragen stelde over de betrouwbaarheid van Gods Woord kwam er al meer een genuanceerd antwoord. Al meer het genuanceerde antwoord dat de Bijbel wel Gods Woord is maar dat we ook moeten bedenken dat het voluit het woord van mensen is. We moeten ook rekening houden met de aanpassing aan de gebrekkigheid van de mensen en de menselijke horizon van die tijd. Het zou zelfs mogelijk zijn dat de Here Jezus zich aan de inzichten van de mensen toen aangepast heeft. 
Na veel gebed en gesprek, kwam er de overgang naar de Gereformeerde Kerken. Niet meer zondag 2 minuten lopen en dan in de kerk zijn. Niet meer samen met de jeugd van het dorp, met wie je op school gezeten had naar de kerk en de vereniging. Nee, met de auto, met de boot om van het eiland naar Den Helder naar de kerk te gaan. Meer dan een uur reizen om in de kerk te komen. Heel weinig mensen van de gemeente om je heen. Geen verdere jeugd. Dat deed pijn. Je voelde ook als jongen van 16 jaar hoe banden onder druk kwamen te staan. Ik kan vandaag nog niet zonder emotie terugdenken aan de kerk waarin ik opgegroeid ben. Vooral als je eraan denkt dat toen in 1973 bijna al je klasgenoten nog naar de kerk gingen en de kerk ook ’s middag nog bijna vol zat. Nu gaat op een enkeling na bijna niemand van je oude klasgenoten meer naar de kerk. Geloven in Christus is voor velen iets van vroeger, iets dat eigenlijk achterhaald is. Door de moderne tijd achterhaalt. 
Dan zie je in de praktijk wat ds P. Niemeijer dit jaar schreef naar aanleiding van de preek bij de doop van prinses Ariane: “Het gebeurt in een protestantse dienst. Maar wel met een in gereformeerde oren vervreemdende toonzetting. Want de preek is niet zozeer te typeren als bediening van het gezaghebbende en geloof eisende Woord van God, als wel een zoeken naar woorden van ons voor het geheim dat de bron van ons leven is: dat God gelooft in ons.” 
Dan kom je in de Gereformeerde Kerken in 1973. Je hebt veel pijn over een diep ingrijpende breuk in je leven maar wat krijg je veel terug. In de erediensten. Die heel gewone en daarom zo heerlijke verkondiging van het vaste en zekere Woord van God zijn Het Woord wordt bediend, zonder maren en mitsen. Het Woord dat je weer zo gewoon en zo ontzettend bijzonder bij de Spreker van dat Woord brengt: bij Vader in de hemel zelf. Bij Christus zelf. De Geest wordt niet voor de voeten gelopen omdat onze twijfels in de verkondiging afdoen van het vaste evangelie. Het was toen voor ons zo goed om niet te komen in een kerk die alleen maar conservatief wilde zijn. Nee, er werd gewerkt aan een nieuwe Psalmberijming, er werd gewerkt aan taalkundige vernieuwing van de liturgische formulieren. Er was aandacht voor de liturgie. Kerk zijn in de wereld waarin je leeft. Niet met je tijd slaafs meegaan maar wel kerk zijn in rapport met de tijd waarin je leeft. Vreemdeling ter wille van het evangelie zijn maar niet onverstaanbaar voor eigen tijd omdat je praat en leeft als iemand uit de 16e eeuw. Wat was dat toen een heerlijk geschenk dat Christus ons gaf. Wat lag daarin toen ook een troost en een bemoediging. Kerk-zijn, kerkdiensten waarin de HERE het eerste en het laatste Woord heeft. In de taal en in de wereld waarin je op dat moment leeft. Het is belangrijk dat we ook vandaag zo met onze kerkdiensten in de wereld staan. Steeds weer kerkdiensten waarin de HERE, waarin de Heilige Geest de dienst uitmaakt volgens het Woord van de Geest zoals we dat in de Bijbel vinden. 
Een kerkelijk leven ook toen met fouten en gebreken. Maar wel een kerkelijk leven waar Gods eigen Woord en de belijdenis die daarmee in overeenstemming is, boven alles stond. Dat was het fundament waarop we bouwden. Dat was ook de norm waarmee de dwaalleer die ons altijd bedreigd bestreden werd. Je ademde in de vrijheid van het Woord en de belijdenis. Dat gaf ruimte om je leven en ook je kerkelijke leven te ontwikkelen. 
De HERE gaf voor mij de weg om predikant te worden in deze kerken. Ik heb dat in geloof en vanuit het mij door de HERE geroepen weten met grote blijdschap gedaan. In 1987 werd ik predikant op Urk. Bij die gelegenheid was er een interview met een van de plaatselijke bladen. Over de positie van de kerken die ik mag dienen heb ik toen o.a. het volgende gezegd: “Daarom is het zo belangrijk, dat er duidelijke grenzen worden getrokken. (bedoeld de grens van Gods Woord en de belijdenis) En daarbinnen kun je dan met elkaar discussiëren. Binnen die grenzen vinden er bij ons ook voldoende discussies plaats. Je hoeft het natuurlijk ook niet in alles met elkaar eens te zijn. Maar de discussies moeten zich wel afspelen binnen duidelijk afgebakende grenzen. 
Maar is dat op den duur wel vol te houden? Zal de ruimte binnen uw kerken toch ook niet noodgedwongen groter worden? Alleen dan wat later? In uw kerken vroeg bijvoorbeeld ook al een samenwonende homofiele predikant om ruimte. En is zo’n kwestie als de vrouw in het ambt niet slechts een kwestie van tijd? 
Je weet natuurlijk nooit met wat voor problemen je allemaal in aanraking komt. Je kunt problemen niet tegenhouden. Maar tot nog toe worden de grenzen duidelijk getrokken. En ik denk ook dat dat zo blijft. Een ontwikkeling als in de synodaal Gereformeerde kerken acht in onze kerken niet mogelijk. Ook de vrouw in het ambt lijkt mij over 10 jaar in ons kerkverband onbestaanbaar.” 
Achter wat ik hier principieel gezegd heb sta ik nog met mijn hele hart. Maar wat ik toen zei over wat volgens mij onder ons niet mogelijk zou zijn, denk ik nu heel anders. De geest van de tijd heeft op ons veel meer grip gekregen. 
Je ziet in de loop van de jaren dingen veranderen. Veranderen is niet verkeerd. Veranderen is nodig om bijvoorbeeld de taal van je eigen tijd te blijven spreken. Je moet als kerk niet in een tale Kanaans vervallen. Het is nodig om je eigen tijd te kennen. Om vanuit het Woord van God, het eeuwige Woord, op de vragen van eigen tijd in te gaan. Veranderen is zelfs nodig als ons vanuit Gods Woord een weg gewezen wordt die anders of beter is dan wat we tot nog toe doen. Dingen willen laten zoals we zijn omdat we het nu eenmaal altijd zo deden of dingen anders doen omdat we gewoon willen veranderen zijn allebei even verkeerd. 
 
Dan komt er een dag in het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw. Wij wonen dan al in Zuid-Afrika. Nog altijd probeer ik het kerkelijke leven in Nederland zoveel mogelijk te volgen. Een van de manieren om dat te doen, is het lezen van De Reformatie. Het lezen van een bepaald artikel in De Reformatie in die tijd bezorgd mij de eerste slapeloze nacht van mijn leven. Ik voel nog hoe ik me onder het lezen van dat artikel voelde. Het was alsof er een mes in mijn lichaam gestoken werd . Het was een artikel van nu prof de Bruijne die daarin schreef dat we als gereformeerd vrijgemaakten een hermeneutische achterstand hadden. Dat wil zeggen een achterstand als het gaat om het je bezighouden met vragen over hoe je de Bijbel moet uitleggen. 
Na dat artikel heb je jaren lang daarover weinig meer gehoord. Toch zie je in brede kring een verandering optreden. Al meer kom je tegen dat gezegd wordt dat het allemaal niet zo zeker is wat wij uit de Bijbel halen. Je moet goed bedenken dat jij als lezer met jou veronderstellingen naar de Bijbel toegaat en dat maakt wat jij denkt wat er staat toch wel veel onzekerder. Wie zegt ons welke manier van geschiedenisschrijven toen gebruikelijk was? Misschien ging het wel niet zo sterk om de feiten als wij vandaag denken. 
 
Je ziet in het algemeen in de kerken een veel sterkere nadruk op het menselijke in het geloof. Op het menselijke ook in Gods Woord. De mens, ik moet meer aandacht krijgen en daarin ook een duidelijke plaats hebben. Om met iemand te spreken die tot onze gemeente behoorde: “Ik wil niet dat ik een nul genoemd wordt. Ik ben iemand. Zo wil ik ook in de prediking behandeld worden.” 
 
Op veel terreinen kwamen er onder ons veranderingen. Er is weinig meer over van gereformeerde organisaties. In prediking en pastoraat zijn er grote veranderingen gekomen in wat ons als goed en nodig voorgehouden wordt. Ik kom daarop zo terug. Maar wat is daarbij nu heel opvallend? Dat die grote verandering er gekomen is zonder dat daarvan verantwoording is afgelegd. Niet vanuit Gods eigen Woord duidelijk gemaakt waarom dat moest gebeuren. Het gebeurde gewoon. Dat is ook wat mensen die er zelf blij mee zijn wel zien. Dat is ook wat buitenstaanders opmerken. Opmerkelijk is wat Peter Bergwerff 30 juli 2008 in een in Memoriam over de kerknieuwsjournalist Niek Scheps daarover schreef: “Als enige niet-vrijgemaakte journalist woonde hij maandenlang de zittingen van de vrijgemaakte synode van Hoogeveen 1969-1970 bij, wier besluiten de stoot gaven tot de scheuring met de zich later 'Nederlands gereformeerd' noemende kerken. In 1992 blikte Scheps er in een brochure op terug. Hij verbaasde zich over het gemak waarmee de vrijgemaakten toen inmiddels met hun vroegere geharnaste standpunten inzake de grenzen van hun kerk hadden gebroken. Daadwerkelijk, maar zonder (veel) verantwoording. Dat begreep hij niet en hij kenschetste het als een vorm van onverschilligheid ten opzichte van het eigen verleden. Niet ten onrechte. Wie met zijn verleden breekt, dient zich op z'n minst te verantwoorden of anders eerder gehuldigde standpunten, zeker waar die gepaard gingen met uitsluiting van andere (en van anderen), te herroepen.” 
 
 
 Wat voor verschillen zijn er dan onder ons? 
 
Laat ik eerst zeggen dat verschillen tussen ons en tussen kerken geen probleem hoeven te zijn. We hoeven niet een soort eenheidsworst te zijn. We hoeven het niet in alles met elkaar eens te zijn. Het is juist nodig om steeds weer samen na te denken, samen steeds weer te spreken over wat we meemaken. Dit samen te doen vanuit de wijsheid van God in Zijn Woord ons gegeven. 
Ook als het om vormen gaat kan er veel verscheidenheid zijn. Je kunt dezelfde dingen op verschillende manieren doen. Toch hebben we in onze tijd met diepergaande verschillen te maken. Ik noem nu een rijtje dat zeker niet compleet is. Je zou dat nog wel kunnen verdubbelen. 
• Bevrijdingspastoraat. Zelfs zo dat ds Wilschut in Nader Bekeken van zijn collega J. Ophoff van Zwolle-Noord schrijft dat hij niet begrijpt dat hij nog met hem in een kerkverband zit. 
• Interkerkelijke evangelisatie. 
• Hoe staan we tegenover andere kerken. Allemaal een variatie binnen het christendom? 
• Is de evangelische beweging en een evangelische gemeente zoals de Pijler eigenlijk een onschuldig alternatief? 
• Was de strijd van 1967 een bedrijfsongeval zoals ds van der Schee beweert? Hoe taxeren we de strijd die er toen om de belijdenis en het gezag daarvan was vandaag? 
• Gaat het in de kerkelijke verschillen om iets wezenlijks? De beoordeling van de belijdenis, de vrouw in het ambt, toelaten van trouwe homoseksuele stellen zijn dat niet maar peanuts? Dat is manier waarop prof Harinck daarover schrijft als we van zijn hand in het ND van 2 Augustus op een heel neerbuigende manier lezen: “Vorige maand waren de vrijgemaakten aan zet en waren de Nederlands-gereformeerden het onderwerp van gesprek. Er was een deputaatschap dat een stap voorwaarts voorstelde, maar niet geheel onverwacht werd een smetje ontdekt op het nederlands-gereformeerde blazoen en de plannen werden afgeblazen. Alles werd natuurlijk omkleed met hoopvolle verwachtingen elkaar eens te vinden, maar het feitelijke resultaat was het oude liedje:doormodderen.” 
• Is een homoseksuele verhouding tussen twee mensen die trouw aan elkaar zijn nu echt zo verkeerd? 
• Is het lezen van de wet in de kerkdiensten zo nodig? Maakt dat mensen niet depressief en knappen ze daarop niet af? 
• Moet je nog wel spreken over belofte en eis in het verbond? Is het spreken over eis en zonden en bekering niet afstotend voor ons als mensen? 
• Is de kinderdoop nu echt wel zo belangrijk? Is dat kerkscheidend? Is het zelf kiezen in volwassendoop niet net zo goed? Deze dingen hebben alles te maken met de plaats van de mens. Hoe je de mens ziet. 
• Kunnen we uit het charismatisch gedachtegoed maar kiezen wat we willen? Bijvoorbeeld de bundel Opwekking zonder de heerlijke schriftuurlijke leer van de uitverkiezing onder druk te zetten? Hoe levend is het besef van de uitverkiezing en noodzaak van de wedergeboorte onder ons? 
• Vrouwelijke ambtsdragers. Het staat nu op het niveau van een enquete. Omdat een deel er wel voor voelt moeten we er over gaan nadenken. Is Gods Woord daarover niet duidelijk? 
• Ambtsdragers door God gegeven met Christus gezag of naar een meer democratische structuur? 
• We moeten meer naar een zoektocht en mensen wat meer vrijlaten. Het is bedreigend voor mensen in onze tijd om je gebonden te voelen in alles aan je geloof. 
• Professionalisering. Bijvoorbeeld van predikanten. Dat leidt tot aansluiting bij GMV voor rechtsbijstand en voor onderhandeling over onze tractementen. Voor mij en meerdere collega’s het moment om geen lid meer van de predikantenvereniging te kunnen blijven. Dit strijd met de roeping van Godswege en het deel zijn als ambtsdrager van die ene gemeente. 
• Wat is prediking, wat is een kerkdienst. Bediening van de verzoening? Ontmoeting met God? Of samen zoeken naar wat God voor mij vandaag kan betekenen? Kerkdienst een feest voor ons als mensen waarbij God ook betrokken is? 
• Preken en kerkdiensten waarin Christus als de Verzoener, waarin vergeving bijna niet of helemaal niet aan de orde komt. Zelfs in zelf gehoorde preken over 1 Joh 4:8 en de gelijkenis van de verloren zoon. Bij navraag wordt dan gezegd: Vergeving is maar een onderdeel van het evangelie. Als je steeds weer over zonde en vergeving praat wordt het saai voor mensen. En andere vinden dat heel bedreigend. Je moet het doceren. Je kunt Psalm 51 ook niet zomaar laten zingen. Daar moet je de mensen mentaal op voorbereiden want dan is erg zwaar. 
• Verschil over de prediking. 
 
 
Ik heb hier geen besluiten van synoden genoemd. De reden daarvoor is dat veel van de verschillen die er zijn daar niet echt besproken worden. Die komen er vaak pas jaren later daar op een manier terecht. We moeten de gemeente en onze jonge mensen in de gevoelens en discussies die er zijn de weg wijzen. Nu. Daarvoor zijn wij als ambtsdragers in onze gemeente tegenover Christus verantwoordelijk. 
 
 Wat zijn de achtergronden van de toenemende verschillen? 
 
Het is moeilijk om precies oorzaken of een oorzaak aan te wijzen. Het is ook niet zo dat die oorzaken alleen in eigen gelederen te zoeken zijn. Je ziet ook in andere kerken en kringen een vergelijkbare ontwikkeling. 
Je ziet dat bij iemand als Ouweneel, de EO en ook in delen van de evangelische beweging. Een verschuiving van het evangelie van de verlossing van zonden naar God en Jezus als de grote therapeuten. Zonde als schuld is te bedreigend en te confronterend. Je ziet ook een aanpassing bij wat voor de wereld en de wetenschap acceptabel is. We kunnen toch alleen aantrekkingskracht op de samenleving hebben als we niet te antithetisch staan? Als we tegenover wat algemeen als wetenschappelijk aangenomen wordt gaan staan zetten we ons buitenspel is de redenering dan. Zo’n redenering doet tekort aan de HERE en Zijn wijsheid. Ik kan het niet laten om hier aan te halen wat prof J. Kamphuis in 1987 zei: “Waar ik wel last van heb en last van houd, is als iemand doet alsof wij met Berkhof samen theologiseren kunnen. Hij loochent de Here Jezus als waarachtig God. Dat moet tegen hem gezegd worden. Buiten het geloof in Jezus Christus als de waarachtige God is er geen behoud. En dat moet tegen Berkhof gezegd worden en tegen de theologische wereld gezegd worden. Wij moeten van dat vrijblijvende gepraat af, dat wij samen lekker met elkaar kunnen theologiseren en diep doen en deftig doen en dik doen. Nee, op deze basis kun je niet samen theologiseren.” 
 
Op dit moment zie ik twee belangrijke oorzaken voor de toenemende verschillen onder ons: 
1. Wij als mensen worden al belangrijker. Het valt de mens altijd zwaar om te erkennen wat Jezus in Joh 15:5 zegt: “Zonder mij kun je niets doen.” Om ons leven en onze vreugde erin te zoeken dat we niet voor eigen eer maar voor Gods eer leven. Voor de verheerlijking van Hem. 
Door steeds meer aandacht voor onze plaats als mens te vragen. Wij willen naast God en Zijn woorden ook zelf meetellen. Dan komt bijvoorbeeld de kinderdoop en de uitverkiezing onder druk. 
Als je de mens al meer aandacht gaat geven, ga je je ook vragen laten opdringen die niet vanuit de Bijbel zelf komen. Vragen die het lezen en verstaan van Gods Woord alleen maar problematiseren. Natuurlijk moeten we antwoorden geven op vragen die mensen stellen. Moeten we weten wat er in eigen tijd leeft maar dan moet het antwoord dat de HERE in Zijn Woord geeft ook genoeg zijn. Waarom is de Bijbel Gods Woord? Waarom is de Bijbel de waarheid? Omdat de Heilige Geest de Bijbel gegeven en geschreven heeft. De Bijbel is duidelijk omdat achter al de menselijke schrijvers het de Geest zelf is die die mensen heeft laten schrijven zoals Hij het wil. Dan is niet beslissend om te weten hoe de eerste lezers dingen begrepen hebben. Het gaat erom wat de Geest hier zegt vanuit de rijdom van Gods hele Woord. We moeten ons niet laten verleiden om vragen te gaan stellen die opkomen vanuit een kritisch staan tegenover de Bijbel als het ene boek van God. Daarin ligt het grote verschil tussen echte theologie, echt leven vanuit de Schrift en zogenaamde “wetenschappelijke theologie”. In kerk en wetenschap, in ons hele leven moet Gods eigen Woord het einde van alle tegenspraak zijn, het beginsel van de ware wijsheid. 
Het is belangrijk dat we ons de vraagstellingen van de wereld ons niet laten opleggen maar steeds de HERE en Zijn Woord in alles willen volgen. 
 
2. Een tweede rede die ik wil noemen is dat de belijdenis die we als kerken hebben al minder gewicht in de schaal lijkt te leggen. Waar we in de jaren na 1967 over de rijkdom van de belijdenis spraken, is het nu al gauw: maar dat staat maar in de belijdenis. Uitverkiezing, kinderdoop en dat over ambtsdragers staat maar in de belijdenis. Natuurlijk is het zo dat de belijdenis niet hetzelfde gezag als de Bijbel heeft. Maar het is wel onze belijdenis! Wij belijden met eigen woorden dat deze dingen juist wel in de Bijbel staan en daarom belijden we dit. 
We hebben juist bij het aantreden als ambtsdragers beloofd dat we wat we belijden zullen verdedigen en alles wat daarmee in strijd is, zullen weerleggen. Dat betekent ook dat wat in bijvoorbeeld evangelische kring met de belijdenis in strijd is aangewezen moet worden. Ook in de prediking. Juist om het geloof dat in overeenstemming met de Schrift is te versterken. Om de belijdenis die in overstemming met Gods Woord is al meer maximaal te benutten tot versterking van het echte geloof. Daarom in de prediking ook bijvoorbeeld een waarschuwing voor wat Jan Zijlstra doet en leert. 
Wij hebben tegenwoordig de neiging om de belijdenis te minimaliseren. Dan vragen we niet meer wat leert de Geest ons, wat leert de Schrift ons. Nee, dan zeggen we: Dit is toch niet zo belangrijk dat we moeten zeggen dat het met andere kerken scheiding maakt. Laten we liever praten over wat ons verbindt. Zo schuiven we heel makkelijk een deel van het geloof aan de kant waarvan we belijden dat de Geest het in Gods Woord ons zo leert. Als we dat lang genoeg doen, ziet de jonge generatie niet meer in waarom we deze belijdenis hebben, leren ze niet meer onderscheiden. Het is juist zaak om niet bij het minimale te blijven hangen. Dat wil de HERE ook niet: 
“Hierover valt nog veel te zeggen, maar het is moeilijk aan u uit te leggen, omdat u traag van begrip bent geworden. Werkelijk, u had toch inmiddels allemaal leraar moeten zijn! In plaats daarvan hebt u er zelf een nodig om u opnieuw de grondslagen van het woord van God bij te brengen; het is met u zover gekomen dat u weer aangewezen bent op melk in plaats van vast voedsel. Wie melk dringt is nog een klein kind en heeft geen weet van de draagwijdte van de verkondigde gerechtigheid. Vast voedsel is voor volwassenen; hun zintuigen zijn door ervaring geoefend en zij zijn in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad. We moeten de eerste beginselen van de leer over Christus hier toch naar laten rusten en ons richten op wat voor volwassenen bedoeld is. We willen niet nog eens het fundament leggen en spreken over het zich afkeren van daden die tot de dood leiden, over het geloof in God., de leer over het dopen en de handoplegging, en over de opstanding van de doden en het laatste oordeel.” Hebr 5:11-6:2. 
 
 Mag je nog herder zijn? 
 
Een van de moeilijke dingen is dat een echt gesprek over zaken niet van de grond komt. Mensen die zorgen uiten worden doodgezwegen of krijgen de beschuldiging dat ze wantrouwen wekken. Zelfs dat ze het werk van anderen moeilijk maken. Enkele weken terug schreef KvB zo in het ND. Die klokkenluiders in de kerk waren een bedreiging voor de ontwikkeling van echte gereformeerde theologie. 
Of zoals bij de verschijning van het manifest of bij “Belijdende kerk blijven” krijg je te horen dat je je niet bezorgd moet maken. Christus leert ons om niet bezorgd te zijn. De waarheid zal wel overwinnen. 
Het is waar dat we niet bezorgd moeten zijn. In de zin dat we denken dat de kerk van ons afhangt. Toch is dat heel wat anders dan je zorgen uit liefde te uiten tot opbouw van de kerk. Je zorgen omdat je ziet dat mensen in de kerk en ook je eigen kinderen een weg gewezen worden die je niet meer als de weg van het Woord kunt zien. 
Als we gevaren zien voor de gemeente, als er echte vragen zijn. Als we dan zwijgen moet ik bij mijn sterven voor Christus verschijnen en zal Christus mij toerekenen dat ik gezwegen heb. Al ben ik zelf niet op die verkeerde weg gegaan maar heb andere niet gewaarschuwd toen ze op die weg gingen. Ez 33:6,7; Hebr 13:17 
Juist de liefde van Christus dringt mij om in de situatie van nu niet te zwijgen. De liefde voor de gemeente al zou die gemeente er niet op zitten te wachten. 2 Tim 2:2 
Laten we echte herders zijn en ons niet tot zwijgen laten brengen als we de stem van Christus doorgeven. 
 
Ds Rob Visser 
 
Aanhangsel 
 
Het citaat van ds Niemeijer komt uit: Samen in de wereld Woord en werld Bedum 2008 p. 5 
Het citaat van prof J. Kamphuis uit: Met open visier p. 74 
 
Bij de verandering in visie op de Bijbel en of we als gereformeerden daarin een achterstand hebben nog de volgende aantekening: 
Dat juist op het punt van de Bijbel als het ene Woord van de Geest zien of het op de slachtbank van menselijke analyse te mogen leggen waarbij de Bijbel gezien wordt als het product van vele mensen met hun eigen geloof en verwachtingen zien we ook in twee recente publicatie. Twee publicaties van mensen die geen bezwaar hebben tegen historisch –kritisch omgang met de Bijbel. Ik geef twee citaten: 
“Eigenlijk is er bij de uitleg van de Bijbel maar een verschil tussen vroeger en nu, maar dat is van zeer fundamentele aard en heeft verstrekkende gevolgen. Voor de moderne bijbelwetenschap is de Bijbel niet langer een boek, maar valt de bijbel uiteen in een groot aantal geschriften, die alleen in zoverre nog een eenheid kunnen vormen dat zij de neerslag zijn van een ontwikkeling van de godsdienst van Israel en daaruit voortkomend het vroegste christendom. De bijbel is niet een harmonisch geheel. De auteurs van de verschillende bijbelse geschriften hadden niet de bedoeling mee te werken aan een heilig boek, maar hun producten zijn door anderen tot dergelijke delen van een heilig boek verklaard. 
Deze veranderde visie op de bijbel maakt dat het verband, waarin teksten worden geplaatst weliswaar niet uitsluitend, maar wel primair door het betreffende bijbelboek of door dezelfde bijbelse auteur moet worden verschaft. Het woordonderzoek zal zich eveneens primair op een bepaalde auteur richten en zal bij een wijdere kring vooral denken aan niet bijbelse auteurs uit dezelfde tijd. Dit geldt ook voor het geestelijke kader waarin bijbelboeken worden geplaatst. Teksten moeten primair met behulp van andere teksten worden verklaard als het dezelfde auteur betreft. Van voorstellingen van Bijbelschrijvers geldt hetzelfde. Dit laatste heeft zeer ingrijpende gevolgen. Wat Paulus wellicht met een bepaalde uitspraak bedoelt, dat kan niet met behulp van een tekst uit Genesis worden bepaald, maar eerder met behulp van wat rabbijnen of Griekse wijsgeren uit zijn tijd hebben gezegd. De bijbel is op die manier tot een godsdiensthistorisch document geworden dat met behulp van andere dergelijke documenten uit dezelfde tijd kan en moet worden vergeleken en ook verklaard. 
Nauw hiermee samen hangt dat de vanzelfsprekende vooronderstelling van de vroegchristelijke schrijvers, dat God of de Heilige Geest de Auteur is van de bijbel, is komen te vervallen. Die vooronderstelling hoefde niet te betekenen dat men de Bijbel in alle opzichten gladstreek. Als bijvoorbeeld Irenaeus op de eigenaardigheden in de stijl van Paulus wees, dan beperkte hij zich inderdaad tot wat hij beschouwde als Paulus’ brieven, en ging hij niet over de eigenaardigheden in het taalgebruik van de Heilige Geest praten. Maar men meende op grond van het auteurschap van de Heilige Geest wel teksten uit verschillende bijbelboeken te kunnen gebruiken voor de verklaring van een bepaalde tekst. E.P. Meijering Als de uitleg maar goed is. Meinema Zoetermer 2003 p. 131,132 
“De reformatie stimuleerde de interesse voor de Bijbel; de verlichting intensiveerde de wetenschappelijke bestudering van de bijbel. De reformatie streefde naar een theologie die op de Schrift was gefundeerd. De verlichting stond aan de wieg van het historisch-kritische onderzoek van de Schrift. Dankzij de reformatie konden exegeten een belangrijke bijdrage leveren in het dogmatisch debat. De consequentie van de verlichting was dat tussen exegeten en dogmatici een diepe en brede kloof ging ontstaan. ‘ Verlichte’ exegeten kregen oog voor het historisch karakter van de bijbel en aarzelden niet dit boek –kritisch- met de menselijke rede als uitgangspunt- te bestuderen. 
’Redelijk’ denkende gelovigen gingen met andere ogen naar de bijbel kijken. De ‘verlichting’ had hen bewust gemaakt van de geschiedenis als een niet te miskennen factor in het denken. Vele honderden jaren geleden schreven mensen in het Midden-Oosten boeken die een plaats gekregen hebben in de kanon van de bijbel. Er werden ook andere boeken geschreven, die niet in dezelfde kanon werden opgenomen. ‘ Verlichte’ gelovigen kregen oog voor het tijdgebonden karakter van de Schrift. Bovendien stleden zij kritische vragen ten aanzien van de omvang van de kanon van de bijbel. 
Het mag tekenend genoemd worden voor het ‘ redelijke’ geloof dat men geen genoegen meer nam met een verwijzing naar het werk van de Geest. Dat betekende ook dat men zich niet langer genoodzaakt voelde de eenheid van de Schrift te verdedigen. Elke onbevooroordeelde, nauwkeurige lezer(es) van de bijbel zou tot het inzicht moeten komen dat er spanningen bestaan tussen het Oude en het Nieuwe Testament en dat het weinig moeite kost een opsomming te maken van de in het oog lopende verschillen binnen het Nieuwe Testament; tussen de vier evangelieen onderling en tussen de evangelieen en de brieven van Paulus.” 
C.J. den Heyer Opnieuw:wie is Jezus? Meinema Zoetermeer 2002 p. 32,33