We kennen in de kerk het woord tucht. Dit woord roept in onze tijd geen warme gevoelens op. Je hoort pleidooien om het vermaan en de tucht in de kerk eigenlijk voor een groot deel aan de kant te schuiven. Het zou namelijk niet werken. Als het niet werkt, kun je er beter mee ophouden. Het geeft je alleen maar een slechte naam. Vermaan, afhouden van het avondmaal en zelfs het uiteindelijk uitsluiten uit de gemeente zouden mensen eerder wegjagen dan dat je ze bij de gemeente zou houden. Tucht en echte liefde lijken eerder met elkaar te strijden dan dat ze bij elkaar horen. Je kunt wel veel over heiligheid spreken maar dan neem je wel het zicht op de liefde weg, zo is de gedachte van meerderen in onze tijd. Het is goed om deze dingen eens wat verder te bespreken.[1]
Lutherse loodjes
De tucht heeft in de gereformeerde kerken vooral rond het avondmaal een belangrijke plaats ingenomen. Soms lijkt het wel alsof dat een gereformeerde specialiteit is. Dat is het al niet als je de Bijbel leest. Dat is het ook niet als je aan de kerkgeschiedenis denkt. Ik wil daarvan nu een voorbeeld noemen. Namelijk van de Lutherse kerken in Nederland in de 17e eeuw.
Deze kerken vierden over het algemeen net als de gereformeerden 4 keer per jaar avondmaal. Wie het avondmaal wilde meevieren werd de zaterdag voor de viering verwacht in een kerkdienst waar samen schuld aan de HERE werd beleden. Na deze dienst kregen de broeders en zusters die daartoe het recht hadden een avondmaalsloodje. Dat loodje was dan hun toegangsbewijs bij de avondmaalsviering de volgende dag. K.G. van Manen schrijft naar aanleiding hiervan dan over de tucht in de Lutherse kerken: “In het begin van de zeventiende eeuw werd onderscheid gemaakt tussen zwakgelovigen en hardnekkige zondaars. De eersten werden tot het Avondmaal toegelaten, de laatsten niet. Wanneer van een gemeentelid bekend was dat hij of zij zich schuldig had gemaakt aan overspel, openbare dronkenschap, onkuisheid, godslastering, tovenarij, vloeken, zweren of woekerpraktijken, dan werd hem of haar de toegang tot het sacrament ontzegd. Wist een gemeentelid van een verborgen zonde van een medebroeder, dan diende hij hem aan te spreken en te vermanen. Wilde deze broeder niet luisteren, dan moest dit gesprek herhaald worden, liefst in aanwezigheid van twee of drie getuigen. Gaf de zondaar dan nog geen tekenen zijn leven te willen beteren, dan werd hij tot heiden en tollenaar verklaard en werd hem de toegang tot het Avondmaal geweigerd.”[2]
Je ziet hier een opvallende overeenkomst met de tucht zoals dat ook nu in de gereformeerde kerken geregeld is. Je ziet hier dat geput is uit dezelfde bron. Uit de Schrift.
Toch blijft de vraag of tucht niet op gespannen voet staat met de liefde, de liefde van God in Christus.
Tucht trekt niet, liefde doet dat wel
Wanneer iemand naar je toekomt en je aanspreekt op iets dat niet goed is, roept dat bij ons vaak weerstand op. Een bepaalde vorm van feedback vinden we in onze tijd prima. Maar dan moet het eerst de positieve dingen benoemen. Dan moet het ook zo zijn dat je er vanuit gaat dat de ander het altijd positief bedoeld heeft, maar het niet goed overgekomen is. Je moet elkaar vooral in elkaars waarde laten. Ieder heeft zijn eigen waarheid en daar moet je niet aankomen.
In een tijd dat er zo gedacht en gevoeld wordt, komt het hard aan als gezegd wordt dat je iets echt verkeerd gedaan of gezegd hebt. Zeker als er dan nog uit kan volgen dat je je kind niet mag laten dopen of niet aan het avondmaal mag deelnemen.
Tucht stoot dan toch af? Mensen gooien de kop in de wind en zeggen: Van mij hoeft het niet meer. Ik hoef niet meer bij zo’n kerk te horen. Ik ga wel ergens anders naar toe. Of iemand blijft helemaal onkerkelijk.
Het iemand aanspreken en zelfs onder tucht zetten zou iemand krenken en afstoten en dat zou niet met de liefde in overeenstemming zijn te brengen. Op deze manier ben je toch niet bezig om een zondaar te behouden? Het lijkt er meer op dat je bezig bent om af te stoten. Zo komt iemand toch eerder verder van Christus en van Gods liefde vandaan te staan?
Je kunt dit op allerlei andere manieren omschrijven. Veel mensen ervaren een tegenstelling tussen de kerkelijke tucht en Gods liefde. Is dat zo? Moeten we de kerkelijke tucht om die reden maar voor een groot deel aan de kant schuiven?
Wat is liefde?
Ik wil bij het beantwoorden van deze vraag eerst aandacht vragen voor wat wij als liefde zien. Je kunt liefde zo omschrijven en zo aanvoelen dat de kerkelijke tucht daar wel mee in strijd moet komen.
Het is belangrijk dat we niet vanuit eigen gevoel, maar vanuit wat de HERE ons leert over wat liefde is naar deze dingen kijken. Liefde is niet dat je ieder zijn eigen gang laat gaan. Liefde is ook niet dat je ieder zijn eigen waarheid laat. Echte liefde is dat een mens in vrede met de HERE als de enige God leeft. Dat je de ander altijd weer die liefde en daardoor die warmte laat zien.
Het zou liefdeloos zijn als je zou doen alsof iemand in vrede met God leeft terwijl dat in werkelijkheid en volgens Gods eigen Woord niet zo is. Je aanpassen aan een ander gaat juist voor een gelovige heel ver. Dat zie je bijvoorbeeld bij Paulus. Hij wil om de liefde van God in Christus aan de mensen bekend te maken heel ver gaan. We lezen dat bijvoorbeeld in 1 Kor. 9: 20v.: “Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen; en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet – hoewel persoonlijk niet onder de wet – om hen, die onder de wet staan, te winnen; hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet – hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus – om hen, die zonder wet zijn, te winnen. Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden. Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te verkrijgen.”
Het is de liefde van Christus die hem daarbij beheerst. Toch doet Paulus niets van de wet van Christus af. Hij waarschuwt in zijn brieven heel duidelijk wanneer mensen en gemeenten door leer of leven niet in vrede met God leven. Dan spreekt hij heel duidelijk van de tucht. Ook over het wegdoen uit de gemeente van iemand die in zijn leven, ondanks vermaan aan de zonde vasthoudt. Zie bijvoorbeeld 1 Korinthe 5.
Je ziet ook bij de Here Jezus dat Hij juist als mensen niet in vrede met God leven, ze dat in liefde heel duidelijk maakt. Denk alleen maar eens aan de overspelige vrouw die bij de Here Jezus gebracht wordt. Dan betekent liefde bij de Here Jezus niet dat Hij alleen de Joodse leiders op hun zonden wijst. Dan zegt Hij als laatste in zijn gesprek met deze vrouw: “Ga heen, zondig van nu af niet meer!”, Joh 8: 11.
Echte liefde laat maar niet alles gaan. Echte liefde is dat je het iemand vanuit de wil van God laat zien wanneer hij of zij niet in vrede met God leeft. Dat je ook als kerk laat zien en horen dat wie tegen die wil van God in blijft leven niet bij het volk van God hoort.
Liefde en oordeel
Wanneer je iemand aanspreekt op iets dat verkeerd is, kom je met een oordeel. Moet je dat wel willen. Iedereen is toch zelf verantwoordelijk? Is het niet goed als iemand zegt dat hij of zij het voor de HERE kan verantwoorden? Is het ook niet meerdere keren zo dat mensen nood in hun leven ervaren en dat vermaan hun nood dan alleen maar groter maakt? Het zijn vragen waar we ons, als we om mensen geven en onszelf kennen, echt wel veel bij kunnen voorstellen.
Toch zijn we dan op de verkeerde weg. Zeker, het elkaar hoogmoedig veroordelen is uit de Boze. Dan denk ik bijvoorbeeld aan wat de Here Jezus daarover zegt in het begin van Matteüs 7. Maar het liefdevol elkaar Gods oordeel laten zien en horen, is wat we nodig hebben. Dat zie je ook heel duidelijk bij de Here Jezus. Liefde betekent niet dat je Gods oordeel verzwijgt of doet alsof de HERE om Jezus’ offer het toch wel door de vingers zal zien. Alsof bekering niet nodig is. Alsof de hardnekkige zondaar niet in het oordeel zou komen.
De Here Jezus laat Gods oordeel heel duidelijk staan. Hij waarschuwt juist om je te bekeren als je in strijd met Gods wil leeft om maar niet verloren te gaan. Er is niemand die meer over het oordeel spreekt en over de hel dan de Here Jezus. Hij waarschuwt juist om niet op de brede weg te lopen en dan verloren te gaan.
Dan denk ik ook aan mensen die zelf denken te geloven in de Here Jezus. Heel indringend klinkt de waarschuwing van de Here Jezus in de Bergrede: “Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal Ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!” Mat. 7: 21-23.
De Here Jezus noemt ook heel concrete zonden. Zoals bijvoorbeeld in Lukas 21: “Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven, zodat die dag jullie overvalt, onvoorspelbaar als een val die dichtklapt. Want plotseling zal hij komen over allen die waar ook op aarde wonen. Wees waakzaam en bid onophoudelijk om te ontkomen aan de dingen die gebeuren gaan en om voor de Mensenzoon te kunnen verschijnen.”, Luk. 21: 34-36.
Christus is het beeld van God en bij Hem zie je dat liefde en oordeel niet tegenover elkaar staan. Wie in zonde leeft moet perse gewaarschuwd worden. Moet in liefde duidelijk voor ogen krijgen waarmee hij of zij bezig is. Ook als dat gevoelmatig je nood groter maakt. Om juist met die nood naar Christus als de Verlosser te gaan.
Professor Floor schrijft over liefde en oordeel in een mooi boek over het gericht van God o.a.: “De verkondiging van Jezus blijft in de eerste plaats heilsverkondiging. Zijn prediking is een goede, een blijde boodschap. En we moeten het oordeel van God, dat Jezus aan ons verkondigt dan ook altijd zien in het licht van deze blijde boodschap. Jezus leert ons in het evangelie dat God liefde is. Maar juist omdat God liefde is, oordeelt Hij allen, die Zijn liefde verachten en verwerpen. Jezus’ prediking van de hel staat in de evangeliën duidelijk in het kader van de uitnodiging en waarschuwing. De prediking van het komende gericht is dan ook bedoeld om mensen op te roepen tot bekering en geloof, zodat ze niet daar komen waar ze tegen gewaarschuwd worden.”[3]
Gods liefde is heilige liefde
De kerk van Christus is geroepen om juist de liefde van God te verkondigen. Om die liefde in Christus mensen aan te bieden. Om daarin het voorbeeld van de Here Jezus zelf te volgen.
We zien hoe de Here Jezus mensen heel ruim uitnodigt om tot Hem te komen. Om in en door Hem de verlossing te ontvangen. Ik noem twee voorbeelden:
- Johannes 7: 37v.: “Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en Hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’”
- Openbaring 3: 19v.: “Iedereen die Ik liefheb wijs Ik terecht en bestraf Ik. Zet u dus volledig in en breek met het leven dat u nu leidt. Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij. Wie overwint zal samen met Mij op mijn troon zitten, net zoals Ik zelf overwonnen heb en samen met mijn Vader op zijn troon zit. Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”
Je ziet hier die ruime uitnodiging. Een uitnodiging die ook echt gemeend is. Met die uitnodiging, met die belofte die in diepe liefde tot ons komt, komt dan ook Gods eis mee. Gods liefde is niet een soort goedigheid die eigenlijk niet geïnteresseerd is in de reactie daarop. Gods liefde is zo echt en zo intens dat het om heilige liefde gaat. Liefde waar je niet ongeïnteresseerd of slordig mee om kunt gaan. Het is liefde die naar ons toe komt met de eis van leven in liefdevolle gehoorzaamheid aan Christus. Dat zie je ook heel duidelijk in het gedeelte uit Openbaring 3 dat net genoemd is. Gods eis komt er in mee. Dan moeten we ook goed bedenken dat juist die eis vol van liefde is. Want leven tegen Gods wil in, is niet goed voor ons leven hier en brengt ons uiteindelijk in het oordeel en in een altijd ongelukkig leven. Het gaat om de eis van Gods liefde.
Een heel treffend citaat in dit verband las ik in het Zuid-Afrikaanse boek “En as jou broeder sondig….”: “’n Kerk wat die liefde van God misverstaan, verstaan nie meer die noodsaaklikheid van die tug nie, en ’n kerk wat nie meer die noodsaaklikheid van die tug kan insien nie, begryp nie meer die liefde van God nie. ’n Kerk wat die liefde van God en die tug nie meer met mekaar kan rym nie, verstaan nie meer die evangelie nie.”[4]
De brieven aan de kerken in het boek Openbaring
Wanneer je de brieven leest die Jezus Christus aan Johannes dicteert zie je steeds weer hoe de liefde en het vermaan en de tucht bij elkaar horen. Christus schrijft voluit vanuit Zijn volmaakte liefde aan deze gemeenten. In dit gedeelte van dit artikel geef ik meerdere voorbeelden ervan dat Christus juist vanuit die liefde voor de gemeenten met vermaan en tucht komt. We zien hoe Christus ons hier duidelijk voorgaat en in Goddelijke wijsheid voor alle tijden de weg wijst.
Aan de gemeente van Efeze schrijft Christus o.a.: “Maar dit heb ik tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven. Bedenk van welke hoogte u gevallen bent. Breek met het leven dat u nu leidt en doe weer als vroeger. Anders kom Ik naar u toe en neem Ik, als u geen berouw toont, uw lampenstandaard van zijn plaats.” (Openb. 2: 4,5).
In de brief aan de gemeente van Pergamum lezen we o.a.: “Zo is het ook bij u: sommigen houden op dezelfde manier vast aan de leer van de Nikolaïeten. Breek toch met het leven dat u nu leidt, anders kom Ik binnenkort naar u toe en zal Ik hen met het zwaard uit mijn mond bestrijden.” (Openb. 2: 15,16).
In de brief aan de gemeente in Tyatira lezen we hoe Christus degenen in de gemeente vermaant die een bepaalde profetes, die Izebel genoemd wordt, volgen. Vanuit het ernstige vermaan op dit punt komt Christus dan met de volgende oproep: “Tegen de rest van u in Tyatira, al degenen die haar leer niet aanhangen en die zich niet hebben verdiept in de zogenaamde verborgenheden van Satan, zeg Ik: ‘Ik leg u maar één last op: houd vast aan wat u hebt, totdat Ik kom.’” (Openb. 2: 24,25).
De gemeente in Sardes is een gemeente die het ook nodig heeft dat er heel indringend vermaan naar hen toekomt: “Word wakker, versterk uw laatste krachten: u bent op sterven na dood. Want Ik merk dat uw gedrag tekortschiet in Gods ogen. Herinner u dat u de boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast en breek met het leven dat u nu leidt. Maar als u niet wakker wordt, kom Ik onverwacht als een dief, op een tijdstip dat u niet kent.” (Openb. 3: 2,3).
We zien dat Christus de gemeente van Laodicea heel scherp aanspreekt. Hij laat de ernst van de situatie heel duidelijk en indringend zien. Hij laat ook zien wat de consequentie is als er niet met bekering op Zijn woorden gereageerd wordt. We lezen dan o.a.: “Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal Ik u uitspuwen. U zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt.” (Openb. 3: 15-17).
Jezus Christus die als geen ander Gods liefde laat zien, komt met heel duidelijk vermaan. Laat zien hoe nodig vermaan en tucht is. Je ziet hier in de persoon van Christus zelf dat echte liefde en tucht niet tegenover elkaar staan.
Vroeger wel nu niet meer
Je hoort mensen zeggen dat de kerkelijke tucht zoals we die kennen iets van vroeger is. Vroeger werkte het, maar nu niet meer. De kerkelijke tucht zou alleen werken in een samenleving waarin de kerk heel bepalend is. Waarin het voor mensen ook in andere verbanden erg is, wanneer ze geen lid van de kerk meer kunnen zijn.
In een omgeving waarin mensen makkelijk lid kunnen worden van een andere kerk, werkt de tucht niet meer. In een wereld waar mensen om je heen je er niet op aankijken als je niet meer bij een kerk hoort, zou de kerkelijke tucht niet meer werken.
Op zichzelf zie je deze dingen voor je ogen gebeuren. Dat is ook een van de rampen van de kerkelijke verdeeldheid en van de ontkerstening van de samenleving. Toch zijn dat geen goede argumenten.
Het eerste wat we hier in rekening moeten brengen is dat de HERE ons zelf de weg van de tucht in de gemeente wijst. Zoals bijvoorbeeld in Matteüs 18: 15-18. Daarop ga ik nu niet verder in. Het is een argument dat bij ons als leerlingen van Christus altijd weer de doorslag moet geven.
Hierbij komt dat Christus ons de weg van de kerkelijke tucht gewezen heeft, juist in een tijd dat de apostelen het evangelie over de wereld gingen verkondigen. Toen ontstonden er kleine gemeenten die midden in een onchristelijke wereld leefden. Als iemand met het vermaan en de tucht te maken kreeg, zoals in bijvoorbeeld 1 Korinthe 5 en Galaten 1, was het heel makkelijk om met de gemeente te breken. Er waren genoeg alternatieven en de wereld keek je echt niet vreemd aan als je geen christen meer was. Het gaat er niet om of iets volgens ons gevoel getalsmatig werkt, maar of het de weg is die Christus ons wijst. Als dat zo is dan zit daarin de liefde van God en moeten we vanuit die liefde juist, uit liefde voor onze broeder of zuster die afdwaalt, die weg gaan. De brieven, zoals we die in het Nieuwe Testament lezen, zijn voor ons heel belangrijk want er zijn juist wat de omstandigheden betreft veel overeenkomsten met de tijd waarin wij leven. Ook de kerken toen waren een heel kleine minderheid en leefden in een heidense samenleving.
Ds Rob Visser
[1] Dit artikel is een aanvulling op wat ik eerder schreef in: L. Heres e.a. Lees maar, p.161-172 (uitgeverij Ipenburg 2011).
[2] K.G. van Manen in: K.G. van Manen (red.), Lutheranen in de Lage Landen, p. 180, Boekencentrum Zoetermeer 2011
[3] L. Floor, Het gericht van God volgens het Nieuwe Testament, Buijten & Schipperheijn Amsterdam 1979, p. 49.
[4] W.D. Jonker, “En as jou broeder sondig…”, NG Kerkuitgewers, Kaapstad Pretoria z.j. p.133.