Lukas 10:30-37 Wees voor ieder die God op je weg plaats een naaste

Votum

Vrede/Zegengroet

Psalm 63:1,2

Lezing van de wet

Psalm 10:5,6,7

Gebed

Schriftlezing: 2 Koningen 6:8-23

                       Lucas 10:25-29

Psalm 72:6,7,10

Tekst: Lukas 10:30-37

Verkondiging van het evangelie

Psalm 112:3,4,5

Dankgebed

Collecte

Gez 38:4,8,9

Zegen

 

Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes

 

Stel  je eens voor dat je mensen in je omgeving kent als geweldige ruziezoekers. Je kent mensen uit  je omgeving die veel crimineel gedrag vertonen. Je bent bang voor ze als je ze in de avond tegenkomt. Je kent mensen in je omgeving die hun geld verdienen als sekswerker. Die hoe keurig ze ook lijken als hoer hun geld verdienen.

Dan is het zondagochtend en een groepje van deze mensen zie je naar de kerk lopen. Ze komen de hal in en kijken wat onwennig rond. Wat doen we dan? Wat denken we dan? Lopen we dan naar ze toe om ze te verwelkomen? Om ze wat op hun gemak te stellen en ze een Bijbel te geven. Wat denken we als we deze mensen in de kerkdienst zien? Zijn we blij in ons hart of denken we: deze mensen horen hier niet. Deze mensen zijn hier vast om voor moeilijkheden te zorgen. Zijn we vol gevoel over deze mensen bewogen? Of voelen we ons eigenlijk  beter dan deze mensen? Ergeren we ons aan deze mensen omdat ze kleren aan hebben die zo slordig of uitdagend zijn? Als het om ons gedrag in zo’n situatie gaat, is de grote vraag: Voor wie ben jij de naaste, voor wie wil jij een naaste zijn.

Als we daarover nadenken is ook de vraag belangrijk:: hoe staan we tegenover het werk van de broeders diakenen? Een werk dat in stilte gebeurt. Een werk dat  teerheid en fijngevoeligheid en meeleven met anderen in problemen vraagt.  Het vraagt daarom als het gaat om de naaste dichtbij maar ook om de verre naaste van wie we hun nood leren kennen.  Om mensen in nood en zorg daar als het mogelijk is uit te halen zodat ze volop van de blijdschap van het leven met de HERE kunnen genieten.  Zodat ze in die hulp ook zien, ook als ze niet geloven dat leven met Christus betekent dat je Gods liefde uitdeelt aan ieder die op je pad komt. Om zo ook mensen tot Christus te trekken.  Ook hier is de grote vraag: voor wie wil ik de naaste zijn. De vraag wie je naaste is, beantwoordt de Here Jezus heel duidelijk in onze tekst. Laten we samen luisteren naar het volmaakte onderwijs van de Here Jezus als ik jullie het evangelie onder het volgende thema verkondig:

 

 WEES  VOOR IEDER DIE GOD OP JE WEG PLAATST EEN NAASTE

 

1.            Het voorbeeld van de priester en de leviet

2.            Het voorbeeld van de Samaritaan

 

1.            Het voorbeeld van de priester en de leviet

 

Een wetgeleerde komt naar de Here Jezus. Hij wil de discussie met de Here Jezus aangaan. Hij doet dat niet met goede bedoelingen. We lezen in onze vertaling dat de wetgeleerde naar Jezus toekwam om Hem te verzoeken. Het Grieks geeft duidelijk aan dat het om een op de proef stellen met een negatieve bedoeling gaat. Hij wil Jezus door zijn vraag een antwoord ontlokken dat Jezus bij de mensen in een slecht daglicht zal stellen. Hij wil Jezus verdacht maken bij het volk. Hij wil Jezus voorstellen als iemand die afwijkt van wat de HERE in het Oude Testament zegt.

Hij  komt met zijn vraag: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” De Here Jezus antwoordt dan op een manier die de wetgeleerde eigenlijk al beschaamd moet maken. De Here Jezus wijst de wetgeleerde juist op de wet, op wat we lezen in het Oude Testament.  Je kunt het  daar zo duidelijk lezen! Deut 6:5; 10;12;30:6!

De wetgeleerde moet dan ook het antwoord geven zoals dat al in het Oude Testament staat. Dat doet hij ook in vers 27.  

Leven met de HERE op weg naar het eeuwige leven is een leven in liefde tot God met je hele wezen en het liefhebben van je naaste. Zo wil de HERE het vanaf het begin.

Juist door dit antwoord voelt die wetgeleerde zich niet lekker. Want door dit antwoord wordt deze man aan zichzelf, aan zijn eigen tekort, zijn eigen verkeerde hart ontdekt. Dat willen we als mens eigenlijk niet en dan komt er het verzet.

Hoe staat het met de liefde van de wetgeleerde voor de naaste? De Here Jezus heeft heel algemeen over de naaste gesproken. Dan voelt de wetgeleerde zich geroepen om zichzelf te rechtvaardigen. Hij stelt nu een tegenvraag: “Wie is mijn naaste?” het is later ook heel opmerkelijk hoe Paulus vanuit het leven in liefde voor de HERE een leven als kind kan omschrijven: “Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, namelijk hierin:  U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Maar als u elkaar bijt en verslindt, pas dan op dat u niet door elkaar verteerd wordt.” Galaten 5:13-15

De Here Jezus gaat nu heel duidelijk maken dat leven voor God nooit losgemaakt kan worden van echt de naaste zijn van de mensen om je heen.  Liefde tot God en de naaste kunnen nooit van elkaar losgemaakt worden in het leven met God. Op weg naar het eeuwige leven.

De wetgeleerde kan zich niet voorstellen dat iedereen die hij op zijn levensweg tegenkomt zijn naaste is. Dat hij voor al die mensen als dat nodig is de helpende naaste moet zijn. Dat je daarom bijvoorbeeld tegenover iedereen die je tegenkomt vriendelijk hebt te zijn.

Voor deze wetgeleerde was je naaste een beperkt aantal mensen. Dat was onder de Joden in die tijd de gangbare mening. De meeste Joden dachten dat je naaste alleen je volksgenoot, alleen je medegelovige in de kerk was. Alle niet-Joden waren heidenen en waren dus niet je naaste. Voor die heidenen hoefde je niet liefdevol te zorgen. Naar nu overgebracht zou dat betekenen dat we alleen willen zorgen en geld willen geven voor mensen die samen met ons in de kerk zitten. Mensen buiten de kerk moeten zich eerst bekeren voordat we ze liefdevol behandelen en ze willen helpen.

Het was zelfs zo dat veel Farizeeën  de mening hadden dat alleen zij die het met hun eens waren hun naasten waren. Zij spraken daarom ook verachtelijk over een groot deel van het volk. Dat deel noemde ze de mensen die de wet niet kenden. (Joh 7:49) Die waren niet goed genoeg om hun naaste te zijn. Als je vandaag zo denkt zou dat betekenen: alleen wie actief is in de kerk, alleen zij in de gemeente die  zo denken als jij zijn je naaste. Wie volgens jou nogal laks is en niet genoeg meedoet zou dan je naaste niet zijn.

De  Here Jezus laat daartegenover zien wat de HERE ons hierover leert. Wat Zijn wil is. Wat de weg is waarop je over de smalle weg naar het eeuwige leven gaat. Dan vertelt de Here Jezus het bekende verhaal van de barmhartige Samaritaan. Je moet er op letten dat de Here Jezus dit verhaal in heel algemene woorden vertelt. Het gaat om  iemand, een priester, een leviet en een Samaritaan. Jezus benadrukt met het algemene dat wat Hij nu vertelt voor alle mensen van alle tijden geldt.

Iemand gaat op weg. Van Jeruzalem naar Jericho. Dat is een afstand van 27 kilometer. Die weg  stond in die tijd bekend als een gevaarlijke weg. Een weg waarop de kans meer dan gemiddeld was dat je door rovers werd overvallen. In deze gelijkenis wordt de man die op weg is ook overvallen. Hij wordt daarbij flink in elkaar geslagen. Hij kan niet meer uit zichzelf opstaan en verder lopen. Om te overleven is hij van iemand anders afhankelijk. Iemand die hem in zijn nood wil helpen.

Op  een bepaald moment komt er iemand over de weg aan. Je kunt aan zijn kleren zien dat het een belangrijke man is. Het is een priester. Een broeder die in Jeruzalem in Gods huis offers gebracht heeft. Je zou zeggen dat een man die de HERE, de liefdevolle God zo van dichtbij mag dienen en kennen toch zeker bewogen zal zijn met die creperende man langs de weg. Het was echt niet zo dat deze priester deze halfdode man niet heeft zien liggen. De Here Jezus zegt het ook heel duidelijk: “en toen hij hem zag, ging hij aan de overkant voorbij.” Deze priester kwam oog in oog te staan met een ernstig gewonde man die zelf niets meer kon. Een man die om te overleven helemaal afhankelijk was van de hulp van een ander. Komt de priester en later de leviet met volle liefde en medelijden naar de gewonde toe? De leviet was een man die in de tempel de priesters hielp met allerlei dingen.

Komen zij die zo direct de liefde van God in de tempel zien. Die zo goed weten dat God Zijn liefde uitdeelt, dat Hij graag wil vergeven en graag het eeuwige leven wil geven. Komen zij die zo goed kunnen weten dat ieder mens van zichzelf doodziek is door de zonden en dat ieder mens Gods vergevende liefde nodig heeft. Komen zij vol liefdevol medelijden naar de gewonde man toe? Nee! Zij kijken alleen naar deze hulpeloze man. Ze gaan zo ver mogelijk aan de andere kant van de  weg lopen in plaats van naar deze man toe te gaan. In plaats van vol liefde naar hem toe te gaan nemen ze afstand die hun hardheid, hun liefdeloosheid, hun egoïsme laat zien. Het lijkt alsof er in hun hart de hardheid van de farizeeër in de gelijkenis is die de tollenaar ziet en dan zegt: “O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar.

Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit.” Lukas 18:11,12 Dit is de arrogantie van een geloof waarin we onszelf te goed vinden. Beter als anderen. Een geloof waar we zelfs danken voor het keiharde geloof dat in ons hart zit.

Je kunt zeggen: is dat oordeel niet heel hard en ongenuanceerd? Misschien hadden deze twee mannen wel een goede reden om toch snel verder te lopen. Je kunt je daarbij van alles voorstellen. Angst dat de rovers nog dichtbij zijn. Grote belangen thuis waardoor je zo snel mogelijk thuis moet zijn. Je bent zo druk met werk en andere dingen dat je echt geen tijd hebt om je nu met deze gewonde, hulpbehoevende mens bezig te houden. De Here Jezus laat door het zo scherp te stellen, zien dat hier geen enkel excuus in Gods ogen geldig is.  Eigen belang, hoe goed en begrijpelijk ook is hier echt uit de Boze. Je te goed voelen om de ander te helpen is liefdeloosheid en hoort niet bij een leven met de HERE.

Dat is iets wat ook voor ons vandaag heel belangrijk is. Ook wij zijn namelijk meer dan eens geneigd om iemand die hulp en zorg nodig heeft te laten staan. Dan zeggen we: ja, maar ik moet ook aan mezelf denken, ik heb ook mijn eigen leven. Ik heb wel wat anders te doen en dat is ook heel belangrijk. De vorige keer heb ik geholpen laat nu een ander het maar eens doen.

Wanneer we moeite en echte zorg bij anderen in ons leven tegenkomen juist dan is dat de proef op de som hoe het er met ons leven in liefde voor Christus voorstaat. Juist de ontmoeting met de mens die hulp, bemoediging en verzorging nodig heeft, is een indringende test. Leven we, leef jij echt van de liefde van God? Het liefhebben van God, het leven met Christus die zelfs voor jouw zonden aan het kruis heeft willen hangen, kan niet zonder het met de daad liefhebben van je naaste. Juist van ons als gemeente die wil leven van Gods vergevende liefde, heeft er een getuigenis van liefde met de naaste uit te gaan. Niet alleen praten over de ellende van anderen maar ook echt willen helpen. Bijvoorbeeld door ook op financieel gebied niet voor jezelf te willen leven maar graag te geven voor anderen. Ook als dat je echt iets kost, ook als jij daardoor dingen niet kunt kopen of doen die je  toch wel graag zou willen. Denk ook aan de preek van een paar weken terug over het achtste gebod.

Dan wil je graag geven of helpen als de diakenen het vragen. Ook als mensen in onze ogen door eigen schuld in die nood zijn geraakt. De Here Jezus is ook gekomen voor ons terwijl het alleen maar onze eigen schuld is dat we onder het oordeel van God liggen. Christus  omschrijft Zijn leven in Markus 10:45 zo: “Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.” Juist in dat dienen hebben we als gelovigen de liefde van God in deze wereld uit te dragen. Dat zien we ook bij de Samaritaan in de gelijkenis. Daarover nu verder.

 

2.            Het voorbeeld van de Samaritaan

 

De  zwaar gewonde man ligt nog altijd langs de weg. Weer komt er iemand aan. Maar het is geen volksgenoot. Het is een Samaritaan. Dat belooft niet veel goeds. De verhouding tussen de Joden en de Samaritanen is slecht. Heel gespannen. Ze zien elkaar eigenlijk als vijanden. Dat heeft alles met de geschiedenis te maken. De Joden vereren de HERE in de tempel in Jeruzalem. De Samaritanen doen dat op hun manier op de berg Gerizim. De Joden hebben als Gods volk het hele Oude Testament. De Samaritanen aanvaarden alleen de eerste vijf boeken van het Oude Testament als Woord van God. De Joden zagen Samaritanen als vijanden en daarom niet als hun naasten. Je was een Samaritaan geen hulp verschuldigd.

Als je van iemand kon verwachten dat hij bij het zien van deze gewonde Joodse man voorbij zou gaan was het deze Samaritaan. Het moet voor de wetgeleerden en de andere Joden die nu naar de Here Jezus luisteren een schok zijn wat Jezus nu zegt. Dat Jezus  nu nota bene een Samaritaan als goed voorbeeld  aan hen voorhoudt.

De Samaritaan neemt geen afstand van de gewonde aan de kant van de weg. We lezen dat hij naar de gewonde man toegaat. Bij hem is er in zijn hart liefde, medelijden met deze gewonde. Hij gaat echt helpen. Hij probeert meteen de eerste hulp bij ongelukken te geven. Wijn kon je gebruiken om wonden schoon te maken en te desinfecteren. Olie op de wonden zorgde voor verzachting van pijn. Wat deze man meteen kan doen, doet hij. Als hij hierna deze man zou laten liggen, was er nog geen echte hulp geboden.

Daarom  tilt de Samaritaan deze man op zijn ezel. Hij brengt hem naar een herberg. Naar een soort hotel waar er voor hem een bed is en eten. We zouden nu misschien spreken over een zorghotel.  Hij geeft de eigenaar van herberg de opdracht om nu verder voor deze man te zorgen. Hij geeft geld en zegt zelfs als het herstel langer duurt, en dus meer kosten gemaakt moeten worden, hij dat zal betalen.

De Here Jezus heeft het verhaal verteld. Dan komt de vraag waar het in dit verhaal, deze gelijkenis eigenlijk om gaat. De Here Jezus laat dat heel duidelijk zien door nu deze vraag te stellen: “Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?”

De  wetgeleerde kan op deze vraag geen ander antwoord geven dan: de Samaritaan. Hij geeft dat antwoord maar zonder dat het woord Samaritaan over zijn lippen komt. Let erop dat er dan iets bijzonders gebeurd is. De Here Jezus heeft de vraag van de wetgeleerde omgedraaid. Zo laat Jezus zien dat niet de algemene vraag: wie is mijn naaste de belangrijkste vraag is. Je kunt daar heel algemeen en soms lang over praten. Van veel groter en praktischer belang is de vraag: Voor wie ben ik de naaste? Aan wie laat ik zien dat ik de helpende naaste ben. Het antwoord op die vraag is door het voorbeeld van de Samaritaan:  Voor iedereen die ik in mijn leven tegenkom en die hulp, zorg, liefde en bemoediging nodig heeft.

Over die liefde en verzorging zelfs van mensen die onze vijanden zijn hebben we ook gelezen in 2 Koningen 6. De profeet Elisa  brengt het vijandige leger dat door God blindgemaakt is de stad Samaria binnen. De soldaten zijn hulpeloos. Het is een schande voor ze dat ze als hulpeloze mannen nu Samaria zijn binnengebracht.  Het is nu heel makkelijk om al die vijandige soldaten dood te maken. Wanneer de koning voorstelt om dat te doen, wijst Elisa dat verontwaardigd af. Hij zegt dat de koning hen juist liefde moet bewijzen. Hij moet ze te eten geven. Zo komen deze soldaten in aanraking met de liefde en vrede die alleen Christus je kan geven. Het  is de Here Jezus die in de Bergrede zegt: “Maar Ik zeg u:  Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardige.” Matt 5:44,45

Het gaat erom dat we in ons leven vanuit Gods liefde leren leven. Wie zo al biddend deze oproep van  de Here Jezus volgt: “Gaat heen en doet u evenzo” zal het eeuwige leven krijgen. Je krijgt de vergeving van je zonden en het eeuwige leven niet als je Jezus Christus niet volgt in je leven. Wie in zijn leven zegt te geloven maar er niet voor zijn naasten wil zijn.  Wie zegt te geloven en ook veel over de bijbel en over God en het dienen van Hem kan vertellen maar niet in liefde voor zijn naaste leeft en zijn naaste niet echt wil helpen, staat met al zijn mooie woorden naast het eeuwige leven. Je ziet hier hoe egoïsme, leven voor jezelf echt uit de Boze is en je voor altijd bij de Boze brengt.      

Je  ziet hier in het onderwijs van de Here Jezus ook heel duidelijk dat onze vraag in ons leven niet moet zijn: Hoe kan ik van de naaste, van de mensen in de kerk iets krijgen? Komt veel klagen over de gemeenschap van de heiligen, over de gemeente niet meerdere keren voort uit de gedachte wat heb ik aan de mensen in de gemeente?

Onze eerste vraag als mensen die Christus volgen, die Zijn onderwijs in alles willen volgen moet steeds weer zijn: Wie kan ik helpen? Voor wie kan ik de helpende naaste zijn? Wie zo rondkijkt in deze wereld, wie zo door de Geest bewogen in de wereld staat, ziet handen vol werk.

Dan zie je ook dat je in liefde voor je naaste nog veel tekortschiet. Dat je echt niet volmaakt bent. Maar wie vanuit Christus’ liefde voor jou bewogen met de naaste in de wereld staat, mag zeker weten dat Christus ook voor jouw tekortschieten in liefde aan het kruis de straf gedragen heeft. Zijn volmaakte liefde voor de naaste wordt jou dan voor altijd toegerekend.

Broeders en zusters, jongelui ga met Christus liefde deze wereld in. Laat vanuit ons als gemeente in Zwolle en omgeving die liefde en bewogenheid van Christus stralen. Doordat we er echt zijn voor de naaste die hulp en zorg nodig heeft. Laat van ons het getuigenis uitgaan dat er liefde en bewogenheid is voor wie in nood is. Geen liefde uit eigen belang maar echt gevende liefde zonder iets terug te verwachten. Liefde die je alleen kan geven als je Gods liefde in Christus in je leven kent.

 

AMEN