ORDE VAN DIENST
Votum
Vrede/Zegengroet
Psalm 18:1,2
Gebed voor de opening van het Woord
Schriftlezing: Lukas 18:9-14
Psalm 145: 3,4,5
Tekst: Lukas 15:25-32
Preek
Psalm 119:24,25,26
Geloofsbelijdenis
Gezang 5:6.7.8
Dankgebed
Collecte
Psalm 86:4,5
Zegen
Broeders en zusters, jongens en meisjes, gemeente van de Redder Jezus Christus
We hebben in de preken hiervoor gezien dat de Here Jezus op een bijzondere manier hen zoekt die bij de HERE weggedwaald zijn. Die op een weg zijn waar ze Gods vrede niet hebben. Hij is vol ontferming over deze mensen bewogen. De mensen die verloren zijn, zijn niet alleen mensen buiten de muren van Christus gemeente. Ook in de gemeente dreigen mensen af te vallen, zijn er mensen die niet echt met Christus leven. De verloren zoon is zo’n voorbeeld van iemand die in het verbond, in de kerk geboren is en toch een leven los van God gaat leiden. De Here Jezus laat dan zien dat Vader in de hemel er zo naar uit ziet dat die verloren zoon weer zal terugkomen. Weer de vrede met God zoekt. Dit deel van de gelijkenis krijgt vaak alle aandacht en dan worden er nog een paar woorden aan de oudste zoon en zijn reactie besteed. Dat is niet goed want ook in wat we daar horen en lezen komt de Here Jezus met een heel duidelijke boodschap naar ons toe. Ook dit is een belangrijk deel van deze gelijkenis.
De Here Jezus wil in de omstandigheden dat de Farizeeën en Schriftgeleerden denken dat als zij netjes leven laten zien wat er in hun leven niet klopt. Laten we dat nu ook op ons toepassen: als wij maar netjes christelijk leven worden wij daardoor gered. Dan zijn we toch echt meer waard als mensen in of buiten het verbond die er maar een potje van maken. In die omstandigheden wil de Here Jezus de Farizeeën en iedereen die op die manier denkt aan zichzelf ontdekken. Hij wil laten zien dat de houding die zij tegenover broeders en zusters en ook anderen innemen die afgedwaald zijn onbarmhartig is. Christus laat zien hoe dat met de houding van Vader in de hemel, met de houding van de Verlosser strijdt. Hij wil ook hen door deze gelijkenis tot bekering, tot radicale verandering van hun leven oproepen.
Ik verkondig u de blijde boodschap van Christus onder het volgende thema:
JEZUS CHRISTUS ROEPT IEDEREEN DIE DENKT DAT HIJ RECHTVAARDIG LEEFT OP OM VAN GENADE TE LEVEN
Wij letten dan op drie dingen:
1. De komst van de oudste zoon
2. Het protest van de oudste zoon
3. De onvoorwaardelijke liefde van de Vader voor deze zoon
1. De komst van de oudste zoon
Het feest is in volle gang. De vader heeft zijn jongste zoon weer bij zich. Hij laat door het feest aan iedereen zien hoe blij hij is. Hij laat dat zien in de kleren en de ring die hij zijn jongste zoon geeft. Hij laat zo zien dat hij hem niet als slaaf of knecht in dienst neemt. Hij ontvangt hem echt weer als zijn geliefd kind. Ondanks alles wat er gebeurd is, ondanks al de zonden van deze zoon is hij weer terug als Vaders kind. Hij deelt nu weer zichtbaar en voelbaar in de liefde en zorg van Vader. De vergeving van zijn zonden heeft de verhouding met Vader weer helemaal schoongewassen.
Het feest is in volle gang en dan komt de oudste zoon terug van zijn werk. Het werk dat hij in dienst van vader gedaan heeft. Hij hoort de muziek. Hij hoort al buiten het huis dat in het huis van vader feest gevierd wordt. Hij hoort de mensen vrolijk zingen. Het feest en de vrolijkheid maken deze broer nog niet kwaad. Het is iets anders dat hem kwaad maakt.
Het is niet zo dat de oudste broer, dat de Farizeeën, dat mensen die zich tegenover anderen rechtvaardig voelen geen feest willen vieren. Het is niet zo dat mensen die zo over zichzelf denken altijd heel ernstig willen zijn en nooit feest willen vieren.
De rede waarom dit feest gevierd wordt, maakt de oudste zoon kwaad. Als hij vraagt waarom vader dit feest georganiseerd heeft, is het antwoord van een van de knechten: Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. Vs 27
Dit antwoord maakt de oudste broer woedend. Hij heeft er nu geen enkele zin meer in om samen met de anderen feest te vieren. Met dit feest wil hij niets te maken hebben. Hij wil zijn broer die teruggekomen is niet als broer verwelkomen. Zijn vader heeft dat gedaan door hem prachtige kleren en schoenen te geven, een ring en het gemeste kalf te slachten. Zijn vader kan feestvieren maar hij hoort daar niet bij. Als je er op let wat de jongste zoon in zijn leven gedaan heeft, wil je toch niet meer samen met hem gezien worden en met hem geen feest meer vieren?! Dan kan je je toch alleen maar voor hem schamen?! Als je met hem gaat feestvieren, lijkt het toch alsof de zonden die hij gedaan heeft niet zo erg waren. Dan kan iedereen maar zo gaan leven. De oudste broer wil de jongste niet meer als broer aanvaarden. Let erop wat de oudste zoon in vers 30 van de jongste zegt: die zoon van u.
Hij noemt hem niet zijn broer maar heel afstandelijk: die zoon van u. De vader wijst de oudste zoon in vers 32 de goede weg als hij zijn jongste zoon: uw broer noemt.
De Farizeeën en de mensen die zoals hen denken willen niets van de afvalligen, de weggedwaalden onder het verbondsvolk weten. Het zijn niet meer hun broers en zussen. Ze hebben dat verbeurd. Het enige wat ze doen is om afstand van hen te houden. Ze verachten deze mensen in hun hart. Ze voelen zich beter dan hen. Want zij zijn toch trouw, zij zijn toch actief.
En de Here Jezus? Hij heeft steeds van dit soort mensen om Hem heen. Zijn liefde gaat naar hen uit. Hij eet met ze. Hij besteedt veel tijd aan hen. Wat betekenen deze dingen voor ons vandaag? Dat onze liefde ook moet uitgaan naar hen die bezig zijn om bij de HERE en bij Zijn hemelse leer weg te dwalen. Onze liefde moet ook uitgaan naar mensen die de Here Christus in hun leven hebben gekend en met het leven met Hem en met Zijn kerk gebroken hebben. Als ik zeg dat onze liefde naar hen moet uitgaan betekent dat niet alleen dat we diep in ons hart voor deze mensen bidden. Het betekent ook dat we deze mensen nog altijd zien als mensen die door Gods werk in de doop bij het verbond horen. Dat het mensen zijn aan wie we ons als broers en zussen op een bijzondere manier verbonden voelen. Voor wie we nog altijd een bijzondere verantwoordelijkheid hebben. Het zijn afvallige verbondskinderen die zichzelf buiten de verlossende gemeenschap met Christus gezet hebben maar nog steeds kinderen naar wie de Vader uitkijkt. Uitkijkt naar hun terugkeer. Onze liefde moet ook betekenen dat wij het initiatief nemen om ze weer op te zoeken. Dat we ze vol liefde aanspreken en ze zo weer naar de Vader en Zijn volk willen terugtrekken. Dat geld voor hen die nog deel van gemeente zijn maar ook voor hen die geen deel van de gemeente meer zijn. Het geldt zelfs voor mensen van wie de kerkenraad moest verklaren dat ze niet meer bij de gemeente horen omdat ze zich door een zondig leven buiten het Koninkrijk van God geplaatst hebben. De Heilige Geest zegt van deze broeders en zusters waarmee zo gewerkt moest worden in 2 Tes 3:14,15: “Als iemand niet gehoorzaam is aan ons woord door middel van deze brief, maak hem als zodanig bekend en laat u niet met hem in, opdat hij tot inkeer komt. En beschouw hem niet als een vijand, maar wijs hem terecht als een broeder.” HSV
Het is ook juist daarom dat we in het formulier waarin de afsnijding van de gemeente definitief wordt de gemeente opgeroepen wordt: “om hem niet als uw vijand te beschouwen. Integendeel, tracht hem te vermanen zoals men een broeder doet. Maar ga ook geen te nauwe banden met hem aan. Laat hem daardoor merken, dat hij zich bekeren moet.”
De kerkenraad roept zelfs dan de gemeente op om in liefde Jezus houding tegenover afvallige verbondskinderen te laten zien, steeds weer.
Als wij een broeder vermanen moet dat vol liefde gebeuren. Dan mag het nooit zo zijn dat je naar hem toegaat en zegt: Ik zal jou nu even vertellen wat er bij jou allemaal verkeerd is. Als jij dat nu niet verandert, zullen er maatregelen tegen je genomen worden. Dan kan ik je broeder niet meer zijn.
Vermaning betekent altijd een echt gesprek waarin er liefde en belangstelling voor de ander is. Die we ook aan de ander laten zien en horen. Waar we ook zo praten dat we de strijd en de zonden van de ander willen peilen. Waarin je de ander ook laat voelen dat je hem in liefde wilt helpen. Heel belangrijk hierbij is wat Paulus door de Geest geleidt in Gal 6:1 schrijft: “Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt u, die geestelijk bent, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; u mocht ook eens in verzoeking komen.”
De gezindheid van de oudste broer is: Hij is niet meer mijn broer want hij heeft in zonde geleefd. Hij moet eerst terugkomen en voor mij op de knieën gaan en zich voor mij vernederen voordat ik weer vriendelijk met hem begin te praten. Wie zo reageert zegt dat je voor de ander hard moet zijn. Dit is zoals de oudste broer reageert. Je ziet de ander niet meer als je broer waarnaar jouw liefde zichtbaar en voelbaar moet uitgaan.
Nu denk jij misschien: maar de Here Jezus heeft toch zelf van een broeder die in de zonde volhardt gezegd. “Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.” Matt 18:17. Wat betekent dat? Betekent dat dat je de ander links laat liggen? Zo wordt er nogal eens over gedacht toch is dat wel het laatste wat het betekent. Naar wie gaat namelijk op een bijzondere manier Jezus liefde, Gods liefde uit? Naar de heiden en tollenaar. Iemand als heiden en tollenaar behandelen betekent ook dat je hem in liefde probeer te trekken. Zonder dat dit betekent dat jij doet alsof het zondige leven, het leven zonder Christus geen belemmering voor een leven in vrede met God is. Toch ga je in grote liefde naar de ander om die juist te willen trekken tot dat heerlijke leven in vrede met God door Christus offer. Omdat je vol ontferming met de ander bewogen bent. Je vindt het zo erg als die ander verloren zou gaan. Je wilt die ander juist in liefde laten zien dat een leven in zonden, een leven zonder Christus de vrede met God in de weg staat. Dat je dan onder Gods oordeel ligt. Je kunt dan laten zien en horen hoe het Vader in de hemel en ook jou aan het hart gaat dat de ander zo leeft. Met het doel en de liefde in je hart dat die ander naar Christus en Zijn gemeente komt of terugkeert. Daarom zullen echte herders in dienst van Christus nooit tegen de gemeente zeggen: Die broeder of zuster is zo slecht, met die hoef je echt nooit meer te praten. Dan zouden we de houding van de oudste broer vertonen. We letten er nu in de tweede plaats op wat de achtergrond van deze houding is.
2. Het protest van de oudste zoon
De oudste broer wil geen feest vieren. Zijn broer die teruggekomen is, is voor hem geen feest waard. Als zijn vader hoort dat hij niet op het feest wil komen, gaat vader de feestzaal uit. Hij gaat naar zijn oudste zoon om er bij hem op aan te dringen om toch te komen feestvieren. Hij dringt er bij zijn zoon op aan om toch het feest samen mee te vieren.
Juist dan wordt het de oudste zoon teveel. Zijn hart vol van frustratie barst open. Wij zien nu wat er in zijn hart omgaat.
Zijn hart is geen hart waarin echt liefde voor zijn vader is. Zijn hart is een slavenhart. Het hart van iemand die ziet dat hij grote en prachtige dingen kan krijgen. Hij werkt voor een grote beloning. Het is een hart dat in dienst van vader rekent. Hij heeft veel meer voor zijn vader gedaan dan de jongste zoon en dus heeft hij veel meer een feest verdiend dan dat vader een feest voor zijn broer geeft. Die zo losbandig en verkwistend geleefd heeft. De oudste zoon rekent steeds en hij vraagt zich niet af: Hoe kan ik door wat ik zeg en doe mijn vader het meeste plezier doen. Hoe kan ik hem de meeste vreugde in zijn leven geven. Als hij zo met een hart vol liefde en dankbaarheid in dienst van zijn vader gewerkt zou hebben, zou hij nu samen met zijn vader blij zijn dat de jongste zoon, ondanks alles wat er gebeurd is, de weg terug weer gevonden heeft.
Het leven van de Farizeeën en hun volgelingen was vol van die slaafse dienst aan de HERE. Zij hadden buiten de Bijbel om 365 geboden en 248 verboden waaraan ze zich moesten houden. De oudste zoon zegt als vertegenwoordiger van de Farizeeën: ” Zie, zovele jaren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden, maar mij hebt u nooit een geitebokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.” Vs 29
Zij dachten dat als zij zich aan de regels gehouden hadden, kon de vergeving van de zonden en het eeuwige leven hen niet ontgaan. Hoe kunnen mensen die niet zo precies en netjes geleefd hebben nu diezelfde prachtige cadeaus ontvangen?
De Farizeeën leven voor de regels. Het houden van regels is de hoofdzaak van hun geloof. Voor de Farizeeën gaat het om het krijgen van de prachtige cadeaus. Ze dienen de Vader om in de hemel te komen. Dat is de drijfveer voor hun geloof. Het is voor ons nu heel makkelijk om te zeggen: De Farizeeën waren zo slecht, gelukkig zijn wij anders. Dan doen we eigenlijk hetzelfde als wat de Farizeeër in de gelijkenis doet die de Here Jezus in Lukas 18 vertelt: De Farizeeër vond zich veel beter dan de tollenaar. Hij dankt dat hij niet zoals de duidelijke zondaars is. Hij doet tenminste elke dag de plichten die hij tegenover God heeft. De tollenaar schreeuwt het naar God uit: God, wees mij zondaar genadig. Luk 18:13
De HERE geeft aan de tollenaar die zo tot Hem komt genade en vergeving maar niet aan de Farizeeër die zo netjes leeft en daarop bouwt. De Here Jezus zegt naar aanleiding van deze gelijkenis o.a.: “Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.” Vs 14
Wij zullen ook ons eigen hart aan dat van de oudste zoon moeten spiegelen. Het kan ook met ons, met jou, met mij zo makkelijk gebeuren dat we in ons hart zoals de oudste zoon leven. Hoe leef jij? Waarom kom je naar de kerk, waarom dien je Christus? Het kan zijn dat je heel actief in de kerk bent. Dat je als ouderling of dominee je werk doet. Dat je dat ook echt met inspanning en heel veel kracht doet. Je leef echt netjes als christen. De mensen zien dat jij uiterlijk volgens Gods geboden leeft.
Dan is een heel belangrijke vraag: Waarom leven jij en ik zo? Omdat het zo hoort? Omdat dat de regels zijn? Omdat dat de manier is om in de hemel te komen en van de eeuwige straf verlost te zijn? Dienen wij de HERE omdat angst voor Zijn straf ons drijft? Dien jij de Here Jezus om de prachtige cadeaus die Hij verdiend heeft of omdat jij van Hem houdt? Of: Leef jij als gelovige omdat jij niet zonder de liefde van Vader in de hemel kunt en je met al die strijd in je leven de HERE blij wil maken met wat jij doet, zegt en voelt?
Is het zo in je leven dat je toch eigenlijk erop steunt dat jij netjes christelijk leeft? Dat je er op steunt dat je lid van Christus kerk bent en veel anderen bij een kerk horen waar veel afdwaling toegelaten wordt? Omdat jij gereformeerd bent en jij netjes volgens de normen van de Bijbel leeft kan de redding door Christus jou niet ontgaan? Voelen wij ons door de manier waarop wij leven, door onze inzet boven anderen verheven? Voelen wij ons heiliger, geestelijker en dat we daarom gered zullen worden?
Hoe erg is het als wij op ons christelijk zijn, op ons gereformeerd zijn, op onze heiligheid, onze geestelijke groei, op wat wij voor de HERE doen bouwen. Als wij de HERE dienen om iets te verdienen. Als wij geloven om de prachtige cadeaus en denken dat we die toch meer verdiend hebben dan anderen. Als het ons daarom gaat in plaats van om de HERE zelf. Dan ben ik in mijn hart eigenlijk nog een Farizeeër. Dan dien ik Christus voor de beloning. Dan leeft in mijn hart niet de hartelijke liefde voor Christus de Heiland. Voor de Verlosser die uit liefde voor God en Zijn uitverkoren volk de schuld en straf voor de gelovigen gedragen en weggedragen heeft. Dan moet ik op mijn knieën om aan de HERE de schuld die er in al mijn activiteit was, het gebrek aan liefde voor Hem, te belijden. Dan heb ik Gods liefde in Christus zo nodig die mijn hart zo stukbreekt dat ik leer belijden: Vader mijn hart was nog zo vaak als dat van de oudste zoon. Ik heb nog zoveel dingen voor mijzelf gedaan ook als dat in Uw dienst was. Ik zie nu Uw liefde. Uw liefde die Uw Zoon in mijn plaats aan het kruis gebracht heeft. Ik heb geleerd dat ik niet beter dan anderen ben en ik niet meer dan anderen verdiend heb. Vader, ik belijd mijn schuld ook daarin dat ik vaak in mijn hart niet erken dat U mij als goddeloze, dat u mij als schuldige vrijspreekt ( Rom 4:5) maar als iemand die denkt dat hij het er niet zo slecht van afbrengt.
Wie Gods genade en liefde heeft leren kennen, rekent als mens niet meer. Dan vlucht je met je hele leven tot Christus en vraag je steeds weer: HERE hoe kan ik U het beste dienen. Hoe doe ik met alles in mijn leven U plezier. Vader in de hemel wil ook die oudste zoon echt tot Christus brengen. Zijn onvoorwaardelijke liefde gaat ook naar Hem uit. We zien dat in het derde punt.
3. De onvoorwaardelijke liefde van de vader voor deze zoon.
Het is echt niet zo dat de liefde van de vader alleen naar de jongste zoon uitgaat. De liefde van de Here Jezus gaat niet alleen naar zondaars en tollenaars uit. We zien dat ook bij de rijke jongeling. Als die bij de Here Jezus komt en zegt dat hij volgens Gods geboden wil leven wijst Here Jezus bij hem aan dat hij dat op een verkeerde manier doet. Toch lezen we dan ook dat de Here Jezus hem lief kreeg. Markus 10:21. De vader is heel bewogen met de oudste zoon die het feest niet wil meevieren. Vader denkt niet: Als hij het feest niet wil meevieren, is dat zijn eigen schuld. Dan moet hij het zelf maar weten. Vader gaat naar hem toe. Hij roept hem dan zelfs niet alleen op om toch het feest mee te vieren. Nee, als hij weigert, doet de Vader er alles aan om zijn oudste zoon toch nog te overtuigen, toch nog zover te krijgen. Vader heeft zich zo in liefde naar hem toegebogen. Zo is Vader in de hemel ook steeds weer naar ons toegekomen. Hoe heeft Hij zich vernedert, naar ons toegebogen door Zijn eigen Zoon naar de wereld te sturen. Na al de weigeringen, na al die zonden in ons leven om echt met Hem te leven. Zijn liefde is zo groot dat Hij zelfs na het felle protest van zijn oudste zoon met deze woorden begint: Kind! De broer die zijn jongste broer vanwege een vroeger zondig leven niet meer als zijn broer wil aanvaarden, wordt ondanks zijn liefdeloos optreden en protest door de vader vol liefde, vol liefde die wil trekken aangesproken! Mijn kind, mijn jongen kom toch tot inzicht!
Wat betekent dit feest als je er aan denkt dat jij steeds bij mij was. Dat jij steeds van mijn liefde, mijn goedheid, mijn genade mocht leven. Jij hebt toen alles wat van Mij is alsof het van jou was kunnen gebruiken. Je was altijd dicht bij Mij. Steeds weer heb jij van de vrede die er bij mij is, mogen genieten. Het grootste feest in je leven broeders en zusters, jongens en meisjes is dat jij God als jouw God en Vader mag kennen. Met Hem mag leven. Wat hebben zij die een hele tijd zonder Christus geleefd hebben veel gemist! Als je dat ziet dan is voor jou die extra feestvreugde over de ander die uit een leven zonder God tot God gekomen is alleen maar mooi. Dan wil je graag in die feestvreugde delen. Hoe heerlijk is het als een broeder of zuster van de verkeerde weg weer naar Christus en Zijn gemeente terugkeert. Hoe heerlijk is het als mensen met belijdenis van hun schuld daar komen waar echt de stem van de Goede Herder gehoord wordt.
Als mensen vanuit een zondig leven of uit zondige omstandigheden naar Christus komen dan is er alle reden om vrolijk te zijn en dat ook aan de ander te laten zien. Want mensen die dood waren of op de weg van de dood waren, zijn levend geworden. Van verloren en verstrooide schapen tot schapen die de goede Herder weer gevonden hebben. Het zou dan sectarisch en zondig zijn om niet blij, onvoorwaardelijk blij te zijn. Om die ander niet met liefde en blijdschap te verwelkomen wat hun verleden ook is.
Wij lezen in onze gelijkenis niet of de oudste zoon op de liefdevolle aandrang van vader nog feest is gaan vieren. Jezus laat het een verhaal met een open einde zijn. Waarom? Omdat het een oproep aan de Farizeeën en ieder die zo voelt en denkt, is. Een oproep die blijft klinken om samen blij te zijn. Om onze harten naar de weggedwaalde verbondskinderen, naar mensen die niet met God leven te laten uitgaan. En niet op eigen vroomheid. Regels, gewoonten en geestelijke groei te bouwen. Het was een oproep van de Here Jezus voor de Farizeeën om echt van de genade die Hij gaat verdienen te leven. Om niet op jouzelf en niets in jouzelf maar op God liefde en Zijn woorden alleen te bouwen. Laten ook wij als we deze dingen in ons hart vinden naar Christus gaan met ons hele leven. Vader in de hemel roept ook jou en mij en zegt: Mijn jongen, mijn dochter kom toch. Leef toch van Mijn liefde, Mijn genade alleen en laat dat jou blij maken. Dan hoef je niet angstig te zijn voor andere mensen die komen. Het komt er ook op dit punt echt op aan om van genade te leven want anders ben je niet gevonden maar verloren. Anders ben je niet levend maar dood.
Mijn kind, mijn jongen, mijn meisje Mijn armen vol van liefde willen ook jou steeds weer aan Mijn hart drukken en dragen. Dat is feestelijk leven.
AMEN