ORDE VAN DIENST
Votum
Vrede/Zegengroet
Psalm 42:1,2
Lezing van Gods wet
Psalm 94:5,6
Gebed
Schriftlezing: Psalm 44
Romeinen 8:31-39
Psalm 35:8,9,11
Tekst: Psalm 44:24-27
Verkondiging van het evangelie
Gezang 17:1,3,4
Dankgebed
Collecte
Psalm 104:10
Zegen
Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes
Het volk van God staat versteld. Gods volk kan niet begrijpen wat er allemaal over hen komt. Het is zo moeilijk, zo zwaar. Het is ook eigenlijk niet te verklaren dat dit nu over hen komt. Ze hebben juist de laatste tijd, natuurlijk met gebrek maar toch voor de HERE geleefd. Op Hem gebouwd. We zouden nu zeggen op Christus gebouwd en volgens Zijn Woord willen leven.
Maar toch komt er zoveel ellende over ze heen. Toch worden juist zij bespot en achteruit gezet. Dodelijk bedreigd. Hoe kan dit? HERE hoe kan dit? Hoe is het mogelijk dat dit gebeurt terwijl we over Uw grote daden van verlossing en zorg zoveel gehoord hebben.
Wanneer we dan eens letten op wat er nu in ons leven en ons bestaan als gemeente van Christus gebeurd kan ook de vraag opkomen: Waarom HERE? Waar bent U HERE? Hoe is dit allemaal mogelijk? Hoe lang houden wij het nog uit in afzondering? Wat blijft er over van Uw gemeente als het zo doorgaat? Wordt het niet echt kunnen samenkomen als gemeente ons niet fataal?
We dachten dat we het ergste achter ons hadden maar met de nieuwe maatregelen en het weer duidelijk opvlammen van het virus wordt het voor velen wel heel zwaar. Er kunnen zulke diepe, scherpe vragen in jouw hart leven. Hoe kunnen we dit volhouden? Waarom moet dit ons nu ook treffen terwijl we juist als kerken ons zo netjes hebben gedragen en er voor zover we nu kunnen zien weinig besmettingen vanuit de kerkdiensten zijn gekomen. Hoe kan dit HERE terwijl we juist naar U zijn gekomen? Hoe kunnen we nog verder? Hoe kunnen onze jonge mensen nog verder?
Het kan lijken alsof de HERE zo ver weg is. Het kan lijken alsof Hij slaapt. Alsof ons lot Hem niet raakt. Als het goed gaat in ons leven komen deze dingen veel minder op ons af. Ook dat zag je in Israël. In de tweede eeuw voor Christus ging het goed met het volk. Ze hadden zich zelfs van de onderdrukking kunnen bevrijden. Ze waren weer een zelfstandig land. Ze beleden dat ook als daad van God. Dan is het de hogepriester Johannes Hyrkanus (hogepriester van 134-103 voor Christus) die een bepaald gebruik in de tempel verbied. Tot dan toe was het gebruik dat een deel van de priesters bij het begin van de dag in de tempel zong: “Word wakker! Waarom zou U slapen, Heere? Ontwaak! Verstoot ons niet voor altijd.”vs 23
Dat mocht niet meer gezongen worden omdat de HERE in de verlossing van Zijn volk had laten zien dat Hij niet slaapt. Toch heeft de HERE ons ook deze Psalm en deze woorden nog steeds gegeven als Zijn Woord. Zelfs nadat Christus als de Verlosser gekomen is en Zijn werk gedaan heeft. Nog altijd zijn deze woorden van groot belang. Laten we zien wat de HERE ons ook in onze omstandigheden nu te zeggen heeft vanuit onze tekst. Ik verkondig jullie het evangelie van Jezus Christus onder het volgende thema:
HERE STA OP
- Want we begrijpen het niet
- Toch kunnen we verder
- Want we begrijpen het niet
Het is belangrijk om eerst even te kijken naar het opschrift van deze Psalm. Het gaat mij nu om de woorden: “een onderwijzing”. Dat wijst er op dat we hier te maken hebben met een Psalm die ook echt met het doel geschreven om ons te leren hoe we met de HERE hebben te leven. Ook in heel moeilijke en voor ons als mensen onverklaarbare omstandigheden. De Geest leert ons hier hoe we juist dan als we tegen onze grenzen aanlopen toch verder kunnen.
Dan is het eerste wat opvalt dat hier duidelijk wordt dat er omstandigheden kunnen zijn waarin je het ook als kind van God niet meer weet. Dat je er niets meer van snapt. Het gaat hier echt om mensen die als kinderen van God zijn opgegroeid en zo ook hebben geleefd. Dat zie je in het eerste deel van deze Psalm heel duidelijk. Ze zijn opgegroeid en horen het nog steeds vanuit het Woord van God dat de HERE grote dingen heeft gedaan. Ze hebben het zelf nog meegemaakt dat hun ouders vertelden hoe de HERE als hun God voor hen gezorgd heeft en hun ook uit heel moeilijke omstandigheden gered heeft. Er is bij de Korachieten het levende besef van Gods grote daden. Ze herinneren zichzelf aan het steeds weer vertelde verhaal over de bevrijding uit Egypte. Hoe Gods volk het land Kanaan kreeg en het de HERE was die de andere volken er uit verdreef. De HERE heeft Zijn grote trouw en macht laten zien bijvoorbeeld toen de muren van Jericho zonder enig werk van mensen instortte. Dat is geen verzonnen verhaal. Nee, dat hebben de voorvaderen met eigen ogen gezien en zelf meegemaakt.
Steeds weer heeft de HERE laten zien dat Hij trouw blijft aan Zijn volk. Om vanuit dat volk die Verlosser te laten komen die gaat redden van de zonde en de schuld, van al de gevolgen van de zonden. De lof op die ene levende God is steeds uit de mond van de Korachieten gekomen. Deze Korachieten stammen af van iemand die geen beste rol onder het volk in de woestijn heeft gespeeld. Hun voorvader Korach was een van de leiders van de opstand tegenover Mozes. De door de HERE aangestelde leider over het volk. Korach gaf leiding aan de mensen die het door God gegeven gezag niet wilde volgen. Ze zochten de democratie. De opstand eindigde erin dat de mensen die Korach, Dathan en Abiram volgden door de HERE met de dood gestraft werden. Numeri 16. Het bijzondere is dat zonen van Korach zich tegen hun vader keerden en zich niet aansloten bij deze opstand. Num 26:11 Zij bleven in leven door hun geloofskeuze. Ze hoorden bij de stam van Levi en later kregen de nakomelingen van deze Korach in de tempel o.a. de taak van zangers en de taak om bij de ingang van de tempel dienst te doen. Zo spreekt nog meer wat we in onze Psalm in vers 9 lezen: “In God roemen wij de hele dag, uw Naam zullen wij voor eeuwig loven.”
Wat hebben ze gezongen in dienst van de HERE. Ze hebben echt voor de HERE geleefd en dat willen ze nu nog. Maar wat is hun situatie anders geworden. Zoveel moeite, zoveel verdriet, zoveel verdrukking. Bij verdrukking hoeven we niet alleen aan vervolging te denken. Er is zoveel dat op het leven drukt en zoveel dat het laat voelen alsof de HERE zo ver weg is. Gaat het de HERE echt nog wel aan het hart wat er met Zijn volk, met Zijn kerk gebeurt? Daarbij komt dat ze ook in al die moeilijke dingen echt in liefde voor God hebben willen leven. Natuurlijk niet volmaakt, niet zonder gebrek en zonden. Toch weten ze dat ze met hun hart de HERE hebben gediend. We lezen dat o.a. in vers 18: “Dit alles is ons overkomen, toch hebben wij U niet vergeten of uw verbond verloochend.”
En toch is het zo moeilijk. Toch komt er zoveel verdriet, zoveel moeite, zoveel wat drukt over Gods volk. Over de kerk van Christus. Het lijkt wel alsof de HERE er niet is. Alsof Hij slaapt zonder dat Hij nog maar denkt aan Zijn volk. Het lijkt alsof de HERE Zijn volk op aarde vergeten heeft. Zich voor hen verbergt en aan hun eigen lot overlaat. Dan klinken er in deze onderwijzing heel diepe en scherpe woorden. Kijk maar eens in vers 24,25: “Word wakker! Waarom zou U slapen, Heere? Ontwaak! Verstoot ons niet voor altijd. Waarom zou U Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?”
Woorden die bijna godslasterlijk in onze oren klinken. Kun je, mag je de HERE zo wel aanspreken? Denk er dan aan dat deze Psalm als een onderwijzing is geschreven. Ook een onderwijzing die past in heel het Woord van God. Dat maakt twee dingen in ieder geval duidelijk.
- Wanneer de dichter hier de HERE oproept om wakker te worden moeten we niet denken dat hij echt denkt dat God slaapt. Dat de HERE te moe is om nog te zorgen en naar Zijn volk om te zien.
Ook de dichter van deze Psalm weet dat de HERE de levende God is. Dat Hij echt de God is die van zichzelf in Psalm 121 heeft laten schrijven: “Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Hij zal uw voet niet laten wankelen, uw Bewaarder zal niet sluimeren. Zie, de Bewaarder van Israël zal niet sluimeren of slapen.” Vs 2-4.
Nog altijd is het zo dat de dichter met de andere Korachieten de HERE looft. Als de levende God. Dat lezen we heel duidelijk in vers 9. Maar toch. Deze woorden lijken door de omstandigheden zo vreemd. Het lijkt echt alsof de HERE er niet is. Dat Hij niet echt er bij is. Zoveel leed, zoveel tegenstand, zoveel verdriet, zoveel angst, zoveel onzekerheid. Meerderen ook onder ons voelen dat ook in deze tijd. HERE wij willen u dienen met ons hart maar waarom gaat deze pandemie maar door en grijpt U niet in. Zo kom ik bij het tweede wat de HERE ons hier leert.
- Het zijn heel sterke woorden die de dichter hier gebruikt. Je neemt ze als het goed is niet snel in je mond. Om tegen de HERE te zeggen terwijl je Hem kent als de grote en heilige God: Word wakker, moet de nood wel heel groot zijn.
En toch zegt de HERE dat je ook die nood bij Hem mag brengen! Ook als je het niet meer weet, als je niet meer begrijpt dat het verdriet, dat de ellende die jou treft er kan zijn onder de regering van Jezus Christus. Dan mag je het juist in geloof, in verwachting op de HERE uitroepen: waar bent U HERE. Ik zie U niet meer. Zo is het het in deze psalm. De gelovige vraagt aan de HERE waar Hij is. Hij kan het niet rijmen dat de HERE er is, dat Jezus Christus regeert en als hij of zij de ellende, de vervolging, de angst om zich en ook in eigen leven ziet. Die vraag naar waar de HERE is, horen we meerdere keren in Gods eigen Woord. Ik geef een paar voorbeelden.
Daarbij denk ik aan Gideon die het volgende zegt: “Och, mijn heer, als de HEERE met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? En waar zijn al Zijn wonderen, waarover onze vaderen ons verteld hebben, toen zij zeiden: Heeft de HEERE ons niet uit Egypte doen optrekken? Maar nu heeft de HEERE ons verlaten en ons in de hand van Midian gegeven!” Richt 6:13
Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de indrukwekkende woorden van Psalm 42: “Ik zeg tegen God:
Mijn rots, waarom vergeet U mij? Waarom ga ik in het zwart gehuld, door de onderdrukking van de vijand? Met een doodsteek in mijn beenderen honen mijn tegenstanders mij, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?” vs 10,11
We mogen onze nood ook als die zo diep zit, als we die zo fel voelen bij de HERE brengen. Ook als we diep door ellende getroffen worden. Ook als de wereld juist met Christus kerk spot en ook onterecht met allerlei verwijten komt. HERE waar bent U? waar is uw hulp Here Jezus?! Wat kan er veel in ons omgaan. Juist dan kunnen we toch verder. Dat zien we in het tweede punt.
2. Toch kunnen we verder
Wat is nu de reactie van Gods kind in deze Psalm? Hij roept zijn of haar diepste nood uit. Gods kind gaat nu niet met gebalde vuisten tegenover de HERE staan. Gods kind loopt ook niet geërgerd weg en denkt dan: “Bestaat God zeker niet en regeert Christus zeker niet. Ik ga wel voor mijzelf leven.” Nee, Gods kind doet in de verschrikkelijke nood en aanvechting iets heel anders.
Met een gemoed dat zich kleingemaakt voelt tot in het stof. Met een gemoed dat voelt alsof de dood over je komt, kleeft zijn buik aan de aarde. Ook deze woorden wijzen op de drieging van de dood. De mens is stof en zal tot stof weerkeren. Als gevolg van de zondeval, als gevolg van onze eigen schuld tegenover God. Toch zien we in de woorden van vers 26 nog iets anders. Ze zijn namelijk ook heel letterlijk bedoeld. De buik van Gods kind kleeft aan het stof. Hij ligt languit op de grond in het stof. Niet voor eventjes. Een hele tijd want zij buik kleeft zelfs aan het stof, aan de grond waarop hij ligt. Hij maakt zich zo klein mogelijk voor de HERE. Hij vernedert zich voor de HERE tot op de grond om toch om Zijn hulp te roepen. HERE het is niet uit te houden. Sta toch op. Laat toch Uw macht, Uw zorg, Uw liefde ook nu zien. Ik zie het bijna niet meer.
Let er dan op wat Gods kind zelfs als de aanvechting zo groot is nog over heeft. Het weten dat de Here goedertieren is. Dat God goed is. Dat Hij trouw blijft aan Zijn beloofde verbondstrouw.
“HERE verlos ons omwille van uw goedertierenheid.”
Je hebt zelf niets meer over om op te steunen. Ook als kerk soms niet meer. Je hebt ook niets waar je je echt op kunt beroepen in jezelf. Niet in jezelf een reden waarom de HERE jou en mij, ons nu wel moet helpen en verlossen. Je hebt alleen nog Gods belofte van trouw en verlossing over. Alleen Zijn Woord. Is dat het waarop we uiteindelijk echt bouwen en is dat ons ook genoeg? Dat is de diepe vraag voor ons ook in deze omstandigheden. Dan alleen kunnen we echt volhouden in geloof en echt kerk van Christus zijn en blijven.
Daar liggen we voor God troon. De kreet om hulp is omhoog gegaan. Het wordt stil. Wat nu?
Dan gaat onze blik en ons hart naar Golgotha. Wat is dat erg. De enige mens die in volle liefde voor God en mensen geleefd heeft. Geen enkele zonde alleen maar Gods liefde en rechtvaardigheid. De ontferming van de HERE met zondaren zoals jij en ik. Hij hangt er als de grootste misdadiger aan het kruis. Door ons veroordeeld. Wat onrechtvaardig! Er is geen groter onrecht op de wereld als toen op Golgotha. Voor mensen niet te begrijpen. De Here Jezus moet zelfs de hel meemaken. De duivel krijgt alle kans om de Here Jezus te pijnigen, te bespotten. Drie uren ongelooflijk donker voor Hem aan het kruis. De zonden van al Gods kinderen in de geschiedenis worden op Hem geladen. Hij wordt tot zonde gemaakt. In Gods ogen een brok zonde waarover Zijn toorn en straf moet gaan.
Hoe de Here Jezus ook vraagt om hulp, hoe Hij ook klopt op de deur bij de HERE er komt geen hulp. Waar is de HERE? Laat Hij deze ellende bestaan. Kan Hij niet meer helpen? Na drie uren roept de Here Jezus het uit: “Mijn God, mijn God waarom hebt U Mij verlaten.” Hij haalt Psalm 22 aan. Woorden die ook verwijzen naar het vervolg daar: “bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht? Mijn God, ik roep overdag, maar U antwoordt niet, en 's nachts, maar ik vind geen stilte.” vs 3 En toch “Mijn God, mijn God”!
Let er op dat Hij zich aan de HERE als de levende God blijft vasthouden. Mijn God! Ondanks al die ellende is Zijn Vader in de hemel Hem alles. Aan Hem blijft Hij vasthouden. Zo alleen kun je volhouden in geloof. Alleen zo kan het op de goede manier stil worden in jouw hart.
De Here Jezus moest al 30 jaar lijden voor zondaren. Hij deed het tot de laatste en zwaarste tsunami van ellende die over Hem kwam aan het kruis. Hij liet het diepste en zwaarste en helse oordeel dat wij verdiend hadden over zich komen. Om helemaal van God verlaten te zijn. Om te verdienen dat wie bij Hem schuilt ook nu nooit zonder de HERE hoeft. Om te verdienen voor wie bij Hem vergeving zoekt en een leven in liefde voor God en de naaste altijd mag weten dat de HERE als jouw God en Vader bij jou is ook als het niet zo voelt.
Hoe onrustig het ook in jouw hart is. Ook als het voelt zoals we lezen in vers 23: “Maar om U worden wij de hele dag gedood; wij worden beschouwd als slachtschapen.” Dat zijn woorden die ook in Romeinen 8 door Paulus, door de Heilige Geest worden aangehaald. Juist als het er om gaat dat er zoveel ellende over je leven kan komen ook als gelovige, ook als kerk van Christus. Weet je wat dan het opvallende is? Dat vers 23 in Romeinen 8 wordt aangehaald om te laten zien hoe zwaar en voor eigen gevoel de ellende die je overkomt zo zinloos is. Maar dan volgt niet meer de oproep aan de HERE om op te staan of wakker te worden.
De HERE is zo machtig opgestaan in Christus. De Here Jezus de Zoon van God heeft laten zien dat ellende en de gevolgen van de zonden niet het laatste woord hebben. Niet de eenzaamheid, niet de dood heeft het laatste woord. Ook niet ziekten die over de wereld razen. De Here Jezus heeft aan het kruis alle ellende gedragen. Hij is door de dood heen opgestaan. Hij regeert vanuit de hemel en komt eens terug op de wolken. In hem zien we hoe de HERE werkt. Wat kun je het zwaar hebben maar in die Ene die volgens Gods belofte Zijn werk gedaan heeft en die volgens Gods goedertierenheid, volgens Zijn liefdevolle trouw terugkomt op de wolken. In die Ene heb je alles wat je nodig hebt ook vandaag en morgen. Ook in deze tijd. Grijp Christus vast en dan weet je het, dan sta je op deze vaste grond door Gods werk, door Hem die vanuit de hemel altijd wakker is: “Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad. Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere.” Rom 8:37-39
AMEN