ORDE VAN DIENST
Votum
Vrede/Zegengroet
Psalm 143:1,2
Geloofsbelijdenis van Nicea
Gezang 5:1,10
Schriftlezing: Hebreeën 7:15-28
Slot formulier
Psalm 143:8,9,10
Tekst: Leviticus 16:3,6,11-14
Verkondiging van het evangelie
Psalm 141:1,2,3
Dankgebed
Collecte
Psalm 147:1,2
Zegen.
Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes
Geloven is een persoonlijk iets. Zie je dat zo? Ik denk dat in onze tijd we er wel zo naar kijken. Geloven of niet geloven is iets van jezelf. Toch zijn er ook wel andere geluiden. Je hoort meerdere keren dat er gesproken wordt over een cultureel-christendom. Het gaat er dan om dat er nu eenmaal allerlei dingen in ons land gekomen zijn door het christelijke geloof. Dat is zo deel van het Nederlandse volk geworden dat het bij ons hoort. Je hoeft zelf niet meer in Christus te geloven en hem te volgen maar toch horen bepaalde feestdagen en bepaalde gebruiken bij ons land en volk. Dat wordt dan ook een argument om je tegenover anderen op te stellen.
Hoe is het nu? Is christelijke geloof persoonlijk of is het algemeen? Dat algemene vinden we vandaag bij politieke bewegingen die christendom gebruiken om buitenlandse invloeden buiten te houden. Dat algemene zonder het persoonlijke vinden we vaker in de geschiedenis. Je vond dit ook in de tijd van de Reformatie in de Rooms-katholieke kerk. Daar werd gesproken over het ingewikkelde of kolenbrandersgeloof. Dat betekende kort gezegd dat het genoeg was om lid van de kerk te zijn. Wanneer aan je gevraagd werd wat je geloofde, was het genoeg om te zeggen dat je geloofde wat de priester geloofde zonder zelf echt te weten wat dit was en wat het betekende. Dan was je in de kerk en haar geloof ingewikkeld. Dan is je eigen geloof dus leeg. Dan is er geen echt leven met de HERE. De vraag naar het persoonlijke en het algemene heeft ook alles te maken met wat er op de Grote Verzoendag gebeurt. We zien daar iets van als we er op letten dat de Hogepriester eerst het Heilige der heilige moet ingaan voor zichzelf en zijn huis.
Ik verkondig jullie het evangelie vanuit onze tekst onder het volgende thema:
DE HOGEPRIESTER GAAT OP GROTE VERZOENDAG EERST VOOR ZICHZELF HET HEILIGE DER HEILIGE BINNEN
De hogepriester heeft zijn prachtige kleren die laten zien dat hij Gods vertegenwoordiger is uitgedaan. Hij moet nu een heel speciale taak verrichten. Het is Grote Verzoendag. De grote schoonmaak moet onder Gods volk in de tempel voor een jaar gedaan worden. Op Gods voorschrift. Ondanks al de offers die er in de tempel het jaar door gebracht zijn is er deze grote schoonmaak nodig. In zekere zin zelfs door de offers die in verband met de zonden van het volk en van ieder persoonlijk onder het volk gedaan zijn. De zonden van Gods volk zijn de tempel in gebracht. Daarvan moet Gods huis weer heel grondig schoongemaakt worden. De mensen die ook die zonden in Gods huis gebracht hebben zijn de priesters die elke dag hun werk in en rond de tempel doen. Zij treden namens de HERE als priesters op maar zijn geen zondeloze mensen. Het is niet een of andere heilige groep die je niet kunt aanraken en die als mensen ver boven anderen verheven zijn. De HERE verwacht van Zijn volk dat ze goed met de priesters omgaan en ook heel goed voor de priesters en de levieten zorgen zodat die hun werk voor de HERE in dienst van het volk in en rond Gods huis op aarde kunnen doen. Zodat ze zonder zorg voor het gewone leven hun werk van verzoening en toewijding aan de HERE en van onderwijs in Gods Woord onder Gods volk kunnen doen. In dat opzicht zie je een grote overeenkomst met wat we in het Nieuwe Testament over de ambtsdragers lezen en in het bijzonder zij die geroepen zijn om het evangelie te verkondigen en onderwijs te geven. We lezen dan dat het nodig is dat zij zonder zorg van het evangelie kunnen leven. We worden ook opgeroepen om de ambtsdragers met vreugde hun werk te laten doen en niet met allerlei kleine en onnodige dingen te belasten en over allerlei praktische dingen en andere dingen die niet echt principieel zijn het moeilijk te maken. We lezen meerdere keren een oproep van Gods kant naar ons toe zoals we dat o.a. lezen in Hebreeën 13: “Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u (aan hen), want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.” Vs 17
De ambtsdragers zijn mensen die ook zondige mensen zijn die vergeving elke dag nodig hebben. Dat zien we heel duidelijk op de Grote Verzoendag. Voordat de Hogepriester zijn werk voor het volk gaat doen. Voordat hij met die twee bokken voor het hele volk aan het werk moet, moet hij eerst iets anders doen. Hij moet eerst zelf het heilige der heilige in om voor zichzelf en zijn huis verzoening te doen. Hij kan niet dat werk voor het volk doen als er geen verzoening voor zijn zonden en de zonden van zijn huis heeft plaatsgevonden. Dan kan er voor het volk geen echte verzoening gedaan worden. Dan kan de hogepriester dat niet op Grote Verzoendag doen en kunnen de priesters dat niet vanuit de Grote verzoendag weer elke dag een jaar lang doen.
Hier zien we het beslissende verschil tussen Christus als de Hogepriester die de dienst van de priesters en van de hogepriester in het Oude Testament heel in het bijzonder tot vervulling kwam brengen. De Here Jezus hoefde nooit met een offerdier naar het Heilige der heilige om voor Zijn zonden verzoening te doen. Hij kon Zijn werk zonder dat offer doen omdat Hij de enige Zondeloze mens was die het offer voor ieder die gelooft heeft gebracht en zo de weg geworden is waardoor we bij de HERE in vrede mogen komen. Christus kan zonder belijdenis van eigen schuld meteen Zijn offer op Golgotha brengen voor Gods volk. We zien daarvoor in Getsemane hoe de last van schuld en zonden van anderen zo intens zwaar op Hem gaat drukken. De gang van de hogepriester voor zichzelf en zijn huis laat zien dat Christus moest komen om eens voor altijd vrede met God te bewerken.
Aaron en elke hogepriester na hem moet eerst eigen schuld bij de HERE brengen. Dat moet door een offer. Daar kom ik vooral in volgende preek op terug. Er moet nog iets anders gebeuren voordat de hogepriester van het bloed van de stier die geofferd wordt in het Heilige der heilige kan brengen. Zo heel dicht bij God. Bij Zijn troon op aarde.
We lezen dat in vers 12,13 zo: “En hij zal een pan vol gloeiende kolen van het altaar voor het aangezicht des Heren nemen en zijn handen vullen met fijngestoten welriekend reukwerk en dat alles brengen binnen het voorhangsel. Dan zal hij het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht des Heren, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel dat op de getuigenis ligt, bedekt, opdat hij niet sterve.”
Je ziet hier weer de grote heiligheid van God. Hij kan de zonde niet uitstaan. Zonde verdient de dood. Zelfs de eeuwige dood. Een zondig mens kan voor de HERE niet bestaan. Denk ook maar aan Psalm 130: “Here, hoor naar mijn stem; laten uw oren opmerkende zijn op mijn luide smekingen.3Als U, Here, de ongerechtigheden in gedachtenis houdt, Here, wie zal bestaan?” vs 2,3
Toch is het God die de weg voor mensen baant om bij Hem te komen. Om zelfs heel dicht bij Hem te zijn! Je ziet hier Gods genade dat Hij de weg legt voor mensen naar een leven dichtbij Hem in vrede met Hem. Hij geeft de voorschriften aan Zijn volk voor de offers en zelfs voor de hogepriester om een keer per jaar in het Heilige der heilige te komen als profetie dat wie gelooft en eigen zonden belijdt eens bij de HERE zal wonen. Dat Christus als de grote Hogepriester door Zijn offer een woning klaargemaakt heeft door Zijn bloed om dan bij God te kunnen en mogen wonen.
Toch is Gods heiligheid voor de zondige hogepriester nog altijd een bedreiging in de tijd voor Christus’ sterven en opstaan. Een mens kan niet zomaar voor de HERE verschijnen. Daarom moet de hogepriester op de Grote Verzoendag een pan met vuur meenemen. Voordat hij iets kan en mag doen met het bloed dat hij meeneemt op weg naar het Heilige der heilige moet hij eerst iets doen met de pan waarin gloeiende kolen zitten.
Dat zijn niet zomaar kolen die gloeien. De hogepriester heeft die kolen niet zomaar ergens op een vuurtje buiten de tempel aan de brand gestoken en gewacht tot het vuur er af was en ze alleen nog gloeide. Nee, in de tempel mocht geen vreemd vuur komen. Dat had de 2 zonen van Aaron hun leven gekost. De HERE had ze met de dood gestraft omdat er geen vuur door zondige mensen aangemaakt de tempel in mocht. Dat was vreemd vuur. Er mocht alleen vuur gebruikt worden dat de HERE bij de inwijding van de tabernakel zelf aangestoken had. We lezen over dat vuur dat de HERE geeft de eerste keer dat het brandoffer in de tabernakel gebracht wordt in Lev 9: “Mozes nu en Aäron gingen in de tent der samenkomst, en toen zij er weer uitkwamen, zegenden zij het volk, en de heerlijkheid des Heren verscheen aan het gehele volk. En er ging vuur uit van de Here en dit verteerde op het altaar het brandoffer en de vetstukken; toen het volk dat zag, juichten allen en wierpen zich op hun aangezicht.” vs 23,24
Dat vuur moet altijd blijven branden om dat door God gegeven vuur in het huis van God te gebruiken. Dat lezen we o.a. in Lev 6: “De HEERE sprak tot Mozes: Gebied Aäron en zijn zonen: Dit is de wet voor het brandoffer. Het brandoffer zelf moet de hele nacht tot de morgen op de vuurhaard van het altaar blijven, en het vuur van het altaar moet erop blijven branden. ….. Het vuur moet voortdurend op het altaar blijven branden, het mag niet uitgeblust worden.” vs 8,9,13
De hogepriester gaat dus met heilig vuur in de kolen naar de troon van God op aarde. Hij moet er het reukwerk opdoen wat ook volgens Gods heilige voorschrift is gemaakt. Zo moet hij voor de HERE verschijnen op de plaats waar de HERE in die tijd met de grootste heiligheid aanwezig is. Wanneer de hogepriester door het gordijn gaat dat tussen het Heilige en het Heilige der heiligen hangt moet hij de kruiden die hij in zijn hand heeft op de pan met gloeiende kolen doen. Het reukwerk op de kolen zorgt er voor dat er een heerlijke reuk ontstaat en ook rook die er voor zorgt dat de hogepriester in een soort mist voor Gods troon in het heiligdom verschijnt. Het doel van deze mist is dat de hogepriester beschermd wordt, dat de heiligheid van God niet in al Zijn heerlijkheid en helderheid de hogepriester zou doden. De wolk die zo in het Heilige der heilige ontstaat is bescherming voor de hogepriester die volgens Gods voorschrift voor de HERE verschijnt.
Wat zeggen deze dingen ons vandaag? Dit is veel meer dan een rituele handeling waarvan het leuk is om er van de weten. Hierin laat de Geest ons weer het evangelie zien. We gaan een paar elementen bij langs die ook voor ons vandaag veel te zeggen hebben.
a. De volgorde is hierbij belangrijk. We moeten goed bedenken dat voordat de hogepriester zo naar de HERE mocht gaan hij eerste een zondoffer heeft gebracht. Ik kom daarop de volgende preek nog uitgebreid terug. Maar nu wel even over waarom eerst dat zondoffer waarbij een stier geofferd werd, moest plaatsvinden.
De hogepriester moest een stier en een ram meenemen om Zijn werk in het Heilige der heilige te kunnen doen. Dat was Gods voorwaarde. Die ram wordt als brandoffer geofferd als alles gedaan is wat er op Grote Verzoendag moest gebeuren in Gods huis. Eerst moet er een zondoffer voor de hogepriester en zijn huis gebracht worden. Dat is de grond waarop dit alleen maar kan gebeuren. Zonder het offer voor de zonden, zonder belijdenis van schuld en zonden en een beroep op het gebrachte offer is er geen toegang tot God. Is er geen toegang tot Gods huis zonder alleen je straf maar groter te maken.
Dat offer van die stier dat gebracht werd, kon zelf niet voor vergeving zorgen. Het was geen soort magie of tovenarij. Dat offer wees op het grote offer dat Christus met Zijn eigen leven moest brengen. Dat offer is gebracht. Wanneer je daar nu op let zie je in de gang van de hogepriester op Grote Verzoendag zoveel moois. Zo heerlijk het evangelie dat ook naar ons vandaag toekomt.
Hoe kan ik naar de Here God in vrede gaan? Hoe kun jij de HERE in vrede ontmoeten? Wanneer je naar Christus gaat als de Hogepriester die je nodig hebt. Wanneer je naar Hem gaat en eerlijk en vanuit je hart hem vertelt wat de zonden van je leven zijn. Wanneer je naar je hart, je handen, je voeten en je mond kijkt en dan wat je daarmee gedaan hebt toetst aan Gods wil, aan Zijn liefde. Wanneer je dat eerlijk doet en tegen de HERE zegt: Moet U nu eens kijken hoe weinig ik er voor Uw ogen van bak. Ik weet dat ik echt niet verdiend hebt dat U in liefde en vrede met mij omgaat. Dan leer je om een beroep te doen op dat ene offer in de geschiedenis dat als vervulling van het zondoffer gebracht is op Golgotha door Jezus Christus. De Zoon van God gaf Zijn eigen leven voor zondaren om hen te redden door dit offer. Dat lezen we ook later in de brief aan de Hebreeën: “Maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.” 9:11,12 HSV
b. We zien hier ook wat de grond is waarop je naar de HERE kunt gaan. De hogepriester belijdt zijn zonden en op grond van het offer dat Christus daarvoor gaat brengen, kan hij Gods huis in om daar nu eerst voor zichzelf en zijn huis de troonzaal van God op aarde in te gaan zonder door Gods eeuwig oordeel te worden getroffen. We zien hier ook dat we het persoonlijke en samen zoals we daar in de inleiding over spraken niet van elkaar los kunnen maken. Samen zijn we gemeente van Christus en toch vraagt dat ook ons persoonlijke geloof. De liefde van eigen hart voor de HERE. Je kunt niet op rekening van een ander Gods liefde en vrede krijgen. Dat kan alleen als je het bij de ene andere zoekt: Jezus Christus en vanuit de belijdenis van eigen schuld vergeving zoekt op grond van Zijn offer voor jou. Dan leer je ook bidden. Dat zien we ook als de hogepriester het Heilige der heilige binnengaat.
c. Ook het reukwerk wat gebracht wordt heeft een eigen betekenis. De hogepriester is nu achter het voorhangsel, achter het gordijn in Gods troonzaal op aarde. Je kon toen niet dichter bij de HERE en Zijn heerlijkheid komen. De hogepriester doet de kruiden op de gloeiende kolen. Hij brengt het reukwerk en er komt een wolk, een mist tussen de hogepriester en de ark die Gods troon op aarde is. Je ziet hier weer hoe de heiligheid van de HERE benadrukt wordt. Een zondig mens kan de HERE niet in al Zijn heerlijkheid zien. Dat zou zijn dood zien. De hogepriester ziet de HERE zelf niet en zelfs van de ark waar Gods heerlijkheid is, ziet hij niet alles. Toch mag hij wel bij de HERE komen, heel dichtbij. Dan moet je er aan denken dat het reukwerk, die geur en die wolk die vanaf die gloeiende kolen kom ook het beeld is van het gebed van de gelovigen. Je ziet dat bijvoorbeeld in Psalm 141 en Openbaring 8.
Psalm 141: “O Here, ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep.
Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer.” vs 1,2
Openbaring 8: “En de rook van het reukwerk, mèt de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de engel voor Gods aangezicht op.” Vs 4
Het gebed waarin we het van God verwachten, waarin we om vergeving vragen, waarin we vragen om vrede met de HERE is het scherm, is de wolk waardoor we tot Hem kunnen komen. Bij dat gebed is dan de grond daarvoor dan Christus offer, is Zijn bloed dat Hij voor ons gestort heeft. Daarom eindigen we ons gebed met woorden zoals: in Jezus naam.
Dan zie ik de hogepriester op Grote Verzoendag die in deze wolk bij de HERE mocht komen. Dan zie ik als vervulling de Here Jezus als de grote hogepriester voor Gods volk die voor ons de weg naar God gelegd heeft. Die daar nog altijd voor zorgt! Want wat lezen over Zijn werk nu als de Hogepriester in de hemel? Luister maar naar wat de Geest ons daarover vertelt in Hebreeën 7: “Daarom kan Hij ook volkomen zalig maken wie door Hem tot God gaan, omdat Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
Want zo'n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.” Vs 25-27
Christus bidt als hogepriester voor wie op grond van Zijn offer om vergeving en om de Geest van heiliging in hun leven bidden. Zo mogen wij tot God gaan. Wie zo niet gaat moet goed bedenken dat Gods eeuwige toorn nog op je rust. Wie met Christus leeft ziet de geweldige rijkdom van het evangelie hier en wil samen met broers en zussen in geloof Gods volk zijn en voor Hem leven. Dan heb je ook zo’n machtige toekomst. Want wat gaat het betekenen dat Christus het offer gebracht heeft en voor je pleit bij de Vader in de toekomst? Dat je de HERE echt in vrede zonder bedreiging kunt zien en bij Hem bent. Het offer van Christus zorgt er voor dat de dag komt dat je de HERE van aangezicht tot aangezicht zult zien. Wonder van Gods genade. Thuis zijn bij de HERE in de hemel en op de nieuwe aarde betekent dan: “En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen, en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.” Openb 22:3,4
Gods werk komt tot Zijn heerlijke doel. De profetie die spreekt vanuit de Grote Verzoendag komt er door Christus als de grote Hogepriester. Bidt, leef met Christus zodat je op weg bent naar die toekomst. Wat is leven in vrede met God en voor Hem toch goed! Dat leert ons om Hem in Zijn grootheid te aanbidden.
AMEN