VAKANTIEMIJMERING: MOET JE ALLES KUNNEN?
Vakantie. Je zit rustig op de camping en je kijkt wat anderen doen. Je zit op een terrasje, je eet een ijsje en je ziet allerlei mensen. Oude en jonge mensen. Mooie mensen en anderen die in mijn ogen niet zo mooi zijn. Je ziet mensen die zoals het lijkt heel ontspannen en vrolijk in het leven staan en anderen die echt door het leven getekend zijn. Ieder heeft zijn of haar eigen verhaal. Een verhaal dat ik niet ken als ik al die onbekende mensen voorbij zien gaan. Ik ken ze niet en toch heb ik er een gedachte en gevoel bij. Toch kan ik er helemaal naast zitten. Een ding is ons duidelijk: Mensen zijn heel verschillend. Dat is iets dat we vaak zeggen en toch keren we mensen nogal eens over èèn kam. Daaraan moest ik pas denken en toen gingen mijn gedachten ook naar Romeinen 12.
Vreemd perfectionisme
We leven in een tijd waarin er veel aandacht is voor de verschillende gaven die mensen hebben. We zijn geen kuddedieren en we willen het niet zijn ook. We zijn het op een punt natuurlijk wel. We zijn vanaf de zondeval allemaal zondige mensen die Christus en Zijn Geest nodig hebben om van dit kuddegedrag bevrijd te worden. Ieder heeft zijn eigen gaven. Onderwijs en opvoeding moeten er rekening mee houden. Ook in de kerk moeten we de gaven die mensen die heel verschillend zijn op waarde schatten.
Over de verschillende gaven die mensen in de gemeente hebben lezen we o.a. in Romeinen 12. Ik haal vers 6,7 aan maar er worden in het vervolg nog meer verschillende gaven genoemd. Vers 6,7 dan: “We hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is. Wie de gaven heeft te profeteren, moet die in overeenstemming met het geloof gebruiken. Wie de gave heeft bijstand te verlenen, moet bijstand verlenen. Wie de gave heeft te onderwijzen, moet onderwijzen.”
De Geest maakt duidelijk dat we verschillende mensen zijn met verschillende gaven. Die we als het goed is in de gemeente van Christus inzetten om zo samen lichaam van Christus te zijn. Wat mij nu meerdere keren opvalt is dat we dit vaak zeggen maar dat we in gesprekken anderen beoordelen alsof ze ieder alle gaven moeten hebben. We hebben kritiek op de zwakke plekken van anderen. De een voelt dingen niet goed genoeg aan, de ander is niet sterk genoeg in het onderscheid maken, de volgende is te bot en niet invoelend genoeg enz, enz.
De ander moet eigenlijk een schaap met vijf poten zijn. Hijmoet niet een of enkele gaven hebben maar alle gaven. Dan is het makkelijk om kritisch te zijn. Dan kun je altijd je pijlen op de ander richten. Dan is de kans groot dat we de ander door onze kritiek moedeloos maken waardoor hij of zij er ook niet meer aan toekomt om de eigen gave voor de ander in te zetten. We slaan dan de poten die er zijn ook nog bij de ander weg. We zien in Rom 12 de Goddelijke nuchterheid van de Geest. Die werkt genezend. Dan kunnen we samen met de gaven die God ons geeft blijmoedig aan het werk. Dan ga je ook zien hoe waardevol het is dat we belijden dat we niet onze kritiek zomaar over een ander spuien maar we het goede gerucht van een ander bevorderen. Wat goed en waar is dat is waar we dan onze aandacht bij de ander in de eerste plaats op richten. Dan zie je hoe nodig we elkaar in Christus gemeente hebben en hoe we dan samen kunnen groeien. Verschillende mensen samen in liefde en gehoorzaamheid aan Christus in Zijn ene gemeente.
12 AUGUSTUS 2015